Stef Arends Stef Arends

Open brief | Psychiatrische patiënt in Ukkel doodgeschoten: hoe racisme en validisme samenkomen

Foto: Brenda Odimba

Op 21 maart 2023, nota bene de internationale dag tegen racisme en discriminatie, schoot de politie van Ukkel een zwarte patiënt dood in de psychiatrische kliniek Fond'Roy. In onderstaande tekst stellen wij het optreden van de politieagenten in de psychiatrische kliniek en de fatale afloop aan de kaak.

Door Brenda Odimba en andere ondertekenaars
Indien deze patiënt, die enkel gewapend was met een nagelvijl, wit was geweest, zou hij dan op dezelfde manier zijn doodgeschoten? Aan de hand van het concept intersectionaliteit en validisme (discriminatie, marginalisering en stigmatisering van mensen met een mentale en/of fysieke beperking) analyseren we dit dramatisch voorval.

Immers, het doden van mensen van Afrikaanse origine door de politie kan en mag niet langer worden genegeerd. Ongeacht waar of onder welke omstandigheden de moord plaatsvindt. Of het nu in een psychiatrische kliniek of in een opvangcentrum voor mensen op de vlucht is, politiegeweld is ontoelaatbaar.

De feiten op een rijtje

Op dinsdag 21 maart had het personeel van de kliniek Fond’Roy problemen met een onrustige patiënt, waarop de verzorgers besloten de politie in te schakelen. De interventie van de politie verliep dramatisch: na het legen van een vol magazijn aan rubberkogels, schoot een politieman uiteindelijk tweemaal met scherp op de patiënt.

In de media beweerde het parket meermaals dat de patiënt een ‘steekwapen’ bij zich had. Dit bleek na nader onderzoek van Het Nieuwsblad echter om een nagelvijl te gaan

Hij werd in de arm en in de buik geraakt en overgebracht naar het ziekenhuis, waar hij snel aan zijn verwondingen bezweek. In de media beweerde het parket meermaals dat de patiënt een ‘steekwapen’ bij zich had. Dit bleek na nader onderzoek van Het Nieuwsblad echter om een nagelvijl te gaan.

Komt een nagelvijl overeen met wat artikel 2 van de wet van 8 juni 2006 definieert als een ‘wapen met bladen’: een dichtklapbaar mes waarvan het lemmet meer dan één snijkant heeft? De krant Bruxelles Dévie stelt in haar artikel dat het relaas van de politie, het parket en de media rond de dood van deze patiënt heel ver ging om hem te beschrijven als een ‘gevaarlijke gek’.

Racisme en validisme: een rampzalig voorbeeld van intersectionaliteit

Het begrip intersectionaliteit werd in de jaren tachtig geformuleerd door de Afro-Amerikaanse advocate Kimberlé Crenshaw. Het is de erkenning dat systemen van discriminatie op elkaar inwerken, en dat de kruising van verschillende identiteiten – zoals geslacht, klasse of ras – een aparte vorm van discriminatie oplevert. In 1976 spanden vijf zwarte vrouwen – verdedigd  door Crenshaw – een rechtszaak aan tegen General Motors wegens discriminatie bij hun aanwerving. De vijf vrouwen hadden verschillende profielen: schilders assistent, arbeider, kantoorbediende, operator en inspecteur. De vijf vrouwen beschuldigden General Motors ervan een discriminerend beleid tegen hen te voeren, waarbij hun de toegang werd ontzegd tot bepaalde functies die enkel door zwarte mannen (arbeiders) of witte vrouwen (secretaressen) konden worden bekleed.

Wanneer je je op op de intersectie van validisme en racisme bevindt, ben je extra kwetsbaar

In de context van deze klacht was het niet voldoende om het vakje ‘racisme’ of ‘seksisme’ af te vinken om de discriminatie die de zwarte vrouwen ervoeren te verklaren. Het is noodzakelijk om beide vakjes aan te kruisen om de afzonderlijke discriminatie die deze zwarte vrouwen meemaakten te verklaren. Het was aan de hand van dit zeer concrete voorbeeld dat Crenshaw het begrip intersectionaliteit formuleerde, dat momenteel veelvuldig (en vaak verkeerd) gebruikt wordt door onder meer Belgische politici.

Estelle Depris, expert antiracisme en intersectionaliteit en oprichter van het Instagram-account @SansBlancDeRien met meer dan 86.000 volgers, verwoordt het als volgt: “Wanneer je je op op de intersectie van validisme en racisme bevindt, ben je extra kwetsbaar.”

Enerzijds worden zwarte mannen als gevaarlijk gezien, vanwege stereotypen die in de Belgische samenleving zijn ingebed (mede door koloniale propaganda). Anderzijds worden personen met een psychische problematiek al vlug als een bedreiging gezien. Dit levert dus een dubbele discriminatie op.

Een klein berichtje over ‘een gek’ in Le Soir

Dit nieuwe geval van politiegeweld met de dood van een zwarte man tot gevolg, wordt door een groep professionals uit de geestelijke gezondheidszorg in een opiniestuk in Le Soir omschreven als een eenvoudig fait divers over een ‘gek’.

Zwarte mensen, vooral zwarte mannen, worden vaak als gevaarlijk beschouwd en zijn daarom het doelwit van buitensporig gebruik van geweld en politiegeweld

Wij betreuren het gebruik van het woord ‘gek’ in dat opiniestuk, een uiterst pejoratieve uitdrukking voor mensen met psychische problemen. Hoewel het opiniestuk de beslissing bekritiseert om de politie in te schakelen voor een onrustige patiënt in een psychiatrisch centrum, wordt het onderwerp racisme op een onhandige manier aangesneden. Bovendien versterkt de tekst bepaalde stereotypen die net gedeconstrueerd zouden moeten worden.

Big Black Man Syndrome

De tekst verwijst naar het “Big Black Man Syndrome” en impliceert dus dat racistische stereotypen wel degelijk een rol hebben gespeeld bij deze moord. In België is racistisch politiegeweld een goed gedocumenteerd probleem. Zwarte mensen, vooral zwarte mannen, worden vaak als gevaarlijk beschouwd en zijn daarom het doelwit van buitensporig gebruik van geweld en politiegeweld, enkel en alleen vanwege hun fysieke verschijning.

Dit verschijnsel staat bekend als het Big Black Man Syndrome. Gevallen van racistisch politiegeweld in België, zoals de zaak Lamine Bangoura in 2018 en de zaak Adil in 2020, tonen duidelijk aan dat racistische vooroordelen bij de Belgische politie blijven bestaan.

Er moet actie ondernomen worden om raciale stereotypen en institutionele discriminatie te bestrijden. Dit kan gebeuren door concrete stappen van de Belgische autoriteiten zoals het verbeteren van de antiracisme-opleiding voor politieagenten, gevallen van politiegeweld te onderzoeken en ervoor te zorgen dat de verantwoordelijken worden vervolgd. [Meer beleidsaanbevelingen om racistisch politiegeweld tegen te gaan, zijn hier te vinden, red.]

De stilte doorbreken

De onzichtbaarheid van politiegeweld tegen Afrikaanse origine is een zorgwekkende realiteit in België. Instanties die gevallen van politiegeweld moeten onderzoeken, zijn vaak niet onafhankelijk, waardoor de verantwoordelijken ongestraft blijven. Bovendien minimaliseren of negeren de Belgische media dit geweld tegen mensen van Afrikaanse origine en mensen met een migratieachtergrond. Deze onzichtbaarheid werkt een cultuur van straffeloosheid en discriminatie in de hand.

Het is daarom essentieel dat verhalen – zoals dit trieste voorbeeld uit Ukkel – onder de aandacht worden gebracht, en de feiten onderzocht worden, zodat de families van de slachtoffers recht wordt aangedaan.

Conclusie: steun en verbondenheid is nodig

We moeten allemaal samenwerken om een einde te maken aan het politiegeweld in België waarvan mensen van Afrikaanse origine en mensen met een migratieachtergrond het slachtoffer zijn. Het is onze plicht als burger om ons te informeren, aangifte te doen van politiegeweld, in actie te komen tegen institutioneel racisme en de slachtoffers te steunen.

Via deze weg willen we hulde brengen aan deze anonieme patiënt, aan zijn familie en zijn nabestaanden en aan alle slachtoffers van politiegeweld en hun familieleden.

Deze bijdrage werd ook ondertekend door:

Binabi, Afrikaanse culturele kring van de Vrije Universiteit Brussel

Change vzw, vereniging van Afropean jongeren

Racism Search, vereniging voor de strijd tegen racisme

Mwasi asbl, vereniging voor vrouwenrechten

en:

Rokia Bamba, kunstenaar

Gia Abrassart, dekoloniale journalist

Georgine Dibua, coördinator van Bakushinta vzw

Cynthia Bolingo, professionele atleet

Anne Zagré, professionele atleet

Awa Sene, Franse professionele atleet

Hanne Claes, professionele atleet

Maïté Meeûs, feministische activiste

Bineta Saware oftewel DJ VoodooMama

Jean Illi, doctoraatsstudent en lid van de onderzoeksgroep HERICOL (Koloniaal Erfgoed)

Soumaya Phéline Abouda, DJ-activist, lid van het collectief  #JusticePourSourour

Serge Bagamboula, activist voor de rechten van mensen zonder papieren

Laurie Wattecamps, student milieumanagement

Serge Okende, secretaris en mede-oprichter van de Cercle des Entrepreneurs Congolais

Jade Mai Cock, PhD-student kunstmatige intelligentie in het onderwijs

Océane Toukam, jurist en antiracistische activist

Dido Lakama, sociaal-culturele acteur

Priscilla Adade, actrice, producer

Francisco Luzemo, regisseur, acteur en activist

Divine Nganga, lid van het collectief Newsisterhood

Kavena Gamos, slampoëet en rapper

Gloria Soton, dekoloniale milieuactiviste

Sarah Nganga Mamona, pan-Afrikaans activiste

Camellia Lamkaraf, masterstudent rechten

Christian Tshibangu, masterstudent rechten

Ange Dialot Nawasadio, kunstenaar

Hajar Bichri, student ergotherapie

Prins Lokonga

Colombe Nicolaas, kunstenaar

Mehdi Datoussaid, fysiotherapeut

Joëlle Nganga, studente psychologie

Alpha Diallo, dekoloniale activist

Maeva Rene, verantwoordelijke beleidsbeïnvloeding

Cyril Martin, student klinische psychologie

Kenny Agboton, vakman van het leven

Manar Ben Azoune, masterstudent psychologie

Iman EH, student en dekoloniale en feministische activist


Meer lezen
Stef Arends Stef Arends

Racisme bij de politie: 13 zaken waarbij verziekte organisatiecultuur de daders beschermde

Mensen demonstreren in Brussel na de dood van de 23-jarige Ibrahima Barrie in een politiecel. (Foto: Stef Arends)

Racistische whatsappgroepen binnen de politie zijn geen probleem van ‘rotte appels’; ze zijn een symptoom van een ernstig zieke organisatiecultuur. Dat blijkt uit een analyse van dertien racismezaken tussen 2011 en 2021.

Door Habiba Boumaâza
Vandaag moeten 29 Antwerpse en federale politieagenten voor de rechter verschijnen omdat ze racistische berichten verstuurden in de whatsappgroep van de politiedienst die instaat voor de bewaking en het transport van gevangenen (GEOV). De agenten riepen onder meer op tot geweld tegen moslims, mensen met een migratieachtergrond en een homoseksuele collega.

Een analyse van dertien zaken waarbij wijdverbreid racisme binnen politiekorpsen werd blootgelegd tijdens de afgelopen tien jaar, toont aan dat het probleem van racisme binnen de politieorganisatie geen kwestie is van enkel ’rotte appels’. De cultuur binnen verschillende korpsen is grondig verziekt: agenten met een migratieachtergrond worden weggepest, mensen die racisme aankaarten worden geïntimideerd, en wie met zijn verhaal naar buiten komt, wordt officieel verzocht ‘geen olie op het vuur te gooien’.

Discriminatie van zowel burgers als collega-agenten

De politie maakt zich schuldig aan racistisch buitensporig geweld en etnisch profileren. Dat zeggen jongeren die er doelwit van zijn, maar ook internationale NGO’s en zelfs de Verenigde Naties. De politie zelf blijft dit echter hardnekkig ontkennen. “Er is geen structureel probleem van racisme binnen de politie”, zei Marc De Mesmaeker, topman van de federale politie, nog in 2020.

Niet enkel burgers zijn slachtoffer van racisme binnen de politie. Ook vanuit de politiekorpsen zelf duiken er al jaren getuigenissen op over racisme. Meer dan tien jaar geleden peilde de dienst Diversiteit van de Antwerpse lokale politie naar de ervaringen van agenten met een migratieachtergrond binnen het korps. Een eerste opvallende vaststelling was dat er slechts 38 agenten met een migratieachtergrond in dienst waren in een korps van 2.200 mensen, waardoor het korps niet representatief is voor de maatschappij waarin het opereert. Van deze agenten met een migratieachtergrond werd de helft bevraagd.

Agenten met een migratieachtergrond worden weggepest, agenten die racisme aankaarten worden geïntimideerd, en wie met zijn verhaal naar buiten komt, wordt officieel verzocht ‘geen olie op het vuur te gooien’

Nagenoeg iedereen van de bevraagden heeft ooit de boodschap gekregen de job enkel gekregen te hebben omwille van hun huidskleur. Een tweede vaststelling was dat er verschillende pesterijen zijn tegenover collega’s met een andere huidskleur: van het weigeren een hand te geven en verweten te worden geen humor te hebben wanneer er een racistische mop verteld wordt, tot weigeren om samen te patrouilleren.

“De Antwerpse politie staat nu eenmaal bekend als een werkomgeving waar racisme eerder de norm is dan de uitzondering”, zo getuigde een agent van kleur in 2011. Vier jaar later verschijnt er een artikel in De Standaard waarin zeven agenten – op één na anoniem – getuigen over racisme binnen het Antwerpse politiekorps. Anoniem, zo verklaren ze, uit vrees voor tuchtmaatregelen. “Racisme is een tumor die woekert in het Antwerpse korps”, klinkt het bij de agenten. De korpschef verwijt de getuigen geen gebruik te willen maken van de interne kanalen. Maar, zo geven ze in het interview aan, wanneer iemand naar intern toezicht stapt om de situatie aan te kaarten, krijgt die de boodschap dat een onderzoek de situatie alleen maar zou verergeren.

Racisme op sociale media: ‘Je zit niet op café’

Uit de zaken van de afgelopen 12 jaar die we bestudeerden, blijkt dat racisme binnen de politie verschillende vormen kan aannemen. Soms betreft het individuele agenten die hun racistische ideeën de vrije loop laten op sociale media. Zo werd er in 2015 een Gentse agent op non-actief geplaatst nadat hij maandenlang racistische berichten plaatste op Facebook. De agent in kwestie was op het socialemediaplatform met verschillende collega’s bevriend, waaronder een commissaris. Hoewel er voor agenten een meldingsplicht geldt, kwam de zaak pas aan het licht na een melding door burgers. Voor de bevriende collega’s zouden er geen sancties wegens nalatigheid volgen.

Korpschef Filip Rasschaert liet in de media weten dat hij de betrokken agenten nog wel streng toe zou spreken: “We gaan iedereen nog duidelijk maken dat je moet oppassen met wat je op sociale media gooit. Je zit niet op café”. 

Naast individuele agenten, zijn er de afgelopen jaren ook groepen opgedoken op sociale media. In 2015 en 2016 maakten vijfentwintig politieagenten gebruik van een whatsappgroep waarin racistische en seksistische berichten geplaatst werden, zo berichtte De Standaard. De groep bestond uit 12 leden van het veiligheidskorps van de FOD Justitie, zeven inspecteurs van de lokale politie in Antwerpen waaronder een vakbondsafgevaardigde van de liberale ambtenarenvakbond VSOA en een adjunct-veiligheidsassistent die afgevaardigde was voor het ACV (Algemeen Christelijk Vakverbond). Er waren ook twee vrouwen actief in de groep.

“De werkomgeving is onleefbaar. Er is sprake van discriminatie, beledigingen en valse beschuldigingen. Het gaat zo ver dat er verschillende collega's voor een aanzienlijke termijn zijn uitgevallen”

De meeste leden waren werkzaam bij de politiedienst die instaat voor de bewaking en het transport van gevangenen, beter bekend als GEOV. In oktober 2016 startte er een intern onderzoek na een wanhopige brief van vijf leden van de Antwerpse politiedienst.  "De werkomgeving is onleefbaar. Er is sprake van discriminatie, beledigingen en valse beschuldigingen. Het gaat zo ver dat er verschillende collega's voor een aanzienlijke termijn zijn uitgevallen", zo schreven ze. De situatie is zo ernstig dat iemand getuigde over twee zelfmoordpogingen van een collega.

Hoewel het intern onderzoek gestart werd door de Antwerpse politie, kwam de zaak pas aan het licht nadat er enkele gesprekken lekten. Daarop werd het onderzoek opgevraagd door het parket, dat een officieel onderzoek startte. Ook gelijkekansencentrum Unia startte een onderzoek. 

In 2020 kwam het bestaan van een andere en veel grotere groep aan het licht, ditmaal op Facebook, met de naam "Thin Blue Line Belgium". Uit een onderzoek van Apache bleken ruim 6.700 mensen lid te zijn van de groep, waaronder zowel actieve politieagenten als gepensioneerde agenten. Verschillende mensen in de groep maakten zich schuldig aan racistische en seksistische berichten. Zo werden er allerlei scheldwoorden gebruikt die verwezen naar jongeren met een migratieachtergrond.

Analyse van de berichten in 'Thin Blue Line Belgium’ leert dat er amper afkeurend gereageerd werd op racistische berichten en berichten die oproepen tot geweld

Er was ook sprake van het verheerlijken en aanmoedigen van geweld, van het goedkeuren van de gecontesteerde keelgreep en het uitwisselen van ‘arrestatietips’ die niet in het politiehandboek voorkomen. Analyse van de berichten leert dat er amper afkeurend gereageerd werd op racistische berichten en berichten die oproepen tot geweld. Naar aanleiding van deze zaak getuigde een ex-agent met een migratieachtergrond: "Racisme was zeker een bepalende factor om het korps te verlaten voor mij. Tijdens mijn opleiding merkte ik al dat veel voorbeelden van verdachten gaan over mensen met een migratieachtergrond. Ik ben heel ambitieus en op een bepaald moment zei ik tegen mijn baas dat ik later, als ik ooit de kans krijg, graag op zijn stoel zou willen zitten. Hij zei vlakaf dat ‘een bruine’ nooit op zijn stoel zou zitten. daar zou hij persoonlijk voor zorgen." De ex-agent geeft aan dat niet alle agenten racistisch zijn. De man getuigt hoe hij van sommige collega's wel steun kreeg, maar de meesten zijn te bang om in te grijpen uit angst voor eventuele gevolgen voor hun eigen carrière. 

Veel rechtszaken, weinig veroordelingen

Racisme binnen de politie leidt ook geregeld tot rechtszaken tegen collega’s of oversten. In 2016 bijvoorbeeld, werden zes politie-inspecteurs opgepakt na een onderzoek door de dienst intern toezicht. De agenten maakten zich zowel schuldig aan een illegale huiszoeking, als aan het oppakken van mensen op de vlucht om hen geld afhandig te maken. Het kwam tot een rechtszaak voor de correctionele rechtbank waar een groot deel van de feiten onvoldoende bewezen werd verklaard. Er kon onder andere niet vastgesteld worden wie van de agenten het meest hardhandig was. Daarnaast kreeg de zaak heel wat media-aandacht en werden er foto's van de beklaagden gepubliceerd, waarop de agenten in kwestie onvoldoende onherkenbaar gemaakt werden. In eerste aanleg werden drie agenten vrijgesproken, drie anderen kregen celstraffen tot veertig maanden. Eén van hen ging in hoger beroep, en in 2021 volgde alsnog vrijspraak. 

De Mechelse politieman die werd vervolgd voor racistische uitlatingen aan het adres van Jinnih Beels, kon bij de rechtbank rekenen op een erehaag van 40 collega’s die hem volop steunden

In 2018 vond een proces plaats tegen een hoofdinspecteur wegens racistische uitlatingen ten aanzien van Jinnih Beels, toenmalig diversiteitsmanager van de Mechelse lokale politie en vandaag schepen in Antwerpen, bevoegd voor Onderwijs en Jeugd. De man had een foto van haar in een besloten whatsappgroep geplaatst met de volgende tekst: “En waarom zou ik je een hand geven? Jou [sic] kleur staat me niet aan”. Hierop werd de man door toenmalig burgemeester Bart Somers ontslagen. Er werd een rechtszaak aangespannen tegen de man op grond van het aanzetten tot haat en discriminatie.

De geschorste agent kreeg steun van ongeveer 40 collega’s tijdens de rechtszaak, die een erehaag voor hem vormden. Volgens vakbondsman Tom De Gent (Nationaal Syndicaat van het Politie- en Veiligheidspersoneel) moest men een onderscheid maken tussen steun aan een (populaire) collega en een collectieve veroordeling van de daad. “Maar een structureel probleem binnen het korps? Dat is nooit aangetoond”, aldus de De Gent. De Stad Mechelen stelde zich burgerlijke partij in de zaak. Desondanks werd de man zowel in eerste aanleg als in beroep vrijgesproken.

Begin 2019 werd er in de politiezone Brussel-Noord een agent geschorst na racistische uitlatingen via whatsapp over jongeren in Molenbeek. De agent had zich vergist en de berichten geplaatst in een verkeerde whatsappgroep, waarop er een intern onderzoek werd gestart. In de tussentijd is er nog niets bekend gemaakt over eventuele conclusies van dat onderzoek.

In datzelfde jaar werd een politieagent in eerste aanleg door de correctionele rechtbank veroordeeld tot een geldboete van 6.000 euro na racistische uitspraken over een collega van Afrikaanse origine en diens ongeboren zoontje. Initieel werd de politieagent enkel overgeplaatst, maar de collega in kwestie diende officieel klacht in. Na de veroordeling gingen zowel de politieagent als het openbaar ministerie in beroep, waarop de man in 2021 vrijgesproken werd

Zwijgcultuur houdt toxische werkomgeving in stand

In 2019 getuigde een ex-agent op sociale media over racisme tegenover mensen met een migratieachtergrond. Zijn ervaringen dateerden uit 2017, maar hij kwam er pas in 2019 mee naar buiten. Zowel  racistische opmerkingen als racistisch geweld binnen de politie in Henegouwen deed hem besluiten te stoppen bij de politie. Zo was hij getuige van etnisch profileren, naaktfouilleringen, en geweld. De agent merkte in de aparte ruimtes van de politiekantoren ook affiches op met de slogan ‘Chassez la crasse’ (vertaling: verjaag het vuil), vergezeld van afbeeldingen van mensen met een migratieachtergrond.

Toen hij dit aankaartte bij de oversten, kreeg hij te horen dat hij moest 'slikken of ontslag nemen'. De man koos voor het laatste. Na zijn getuigenis werd de man gecontacteerd door een interne dienst met de boodschap geen olie op het vuur te gooien. Ook andere agenten  contacteerden hem met de vraag te zwijgen. De ex-agent wil zich niet laten intimideren, en beseft dat hij een van de eersten is die met deze boodschap naar buiten komt. Hij hoopt hiermee dat andere agenten en commissarissen zich geroepen voelen dit van binnenuit aan te klagen. 

"Ik was nog aan het revalideren toen ik een telefoontje kreeg van een collega uit mijn tijd als politieagent in Ukkel. Een aardige vent. Hij zei tegen me: ‘Wees voorzichtig, de geruchten komen tot bij ons. Er zijn mensen die je willen vermoorden’”

De omerta in het politiekorps waar deze man over spreekt is verre van uitzonderlijk. In april 2021 getuigde een andere ex-politieagent over zijn ervaring als politieman in het Brusselse. Na enkele weken in dienst bij de spoorwegpolitie, zag hij hoe enkele collega's een dronken man sloegen. Wanneer hij dit probeerde aan te kaarten bij zijn oversten, kreeg hij de boodschap om er niet over te praten. Uiteindelijk bevestigde hij zijn verhaal aan de interne controle van de spoorwegpolitie waarop hij het mikpunt van het team werd.

Wanneer hij backup vroeg in een gevaarlijke situatie kwam er niemand opdagen waardoor hij in het ziekenhuis belandde met serieuze letsels. "Ik was nog aan het revalideren toen ik een telefoontje kreeg van een collega uit mijn tijd als politieagent in Ukkel. Een aardige vent. Hij zei tegen me: ‘Wees voorzichtig, de geruchten komen tot bij ons. Er zijn mensen die je willen vermoorden.’” Uiteindelijk werd de man ontslagen zonder pensioenrechten, de zwaarst mogelijke disciplinaire straf die aan een agent opgelegd kan worden. Hij besloot in hongerstaking te gaan en zo de pesterijen aan te klagen. Hij vermeldde ook dat enkele van dezelfde 'rotte appels' betrokken zijn bij andere spraakmakende dossiers, zoals de zaak Mawda en Chovanec. 

Niet de individuele agent, maar het systeem is het probleem

Begin 2022 werd Olivier Slosse, korpschef van de politiezone Brussel Noord, gevraagd naar racisme binnen de politieorganisatie. Zijn antwoord luidde: “Er is racisme in onze samenleving, dus bij uitbreiding is er ook racisme binnen de politie. We pakken dat aan op individueel niveau, door concrete problemen op te volgen, maar ook op structureel niveau: onze kennis verhogen over de verschillende gemeenschappen, positieve connecties maken.”

Racisme binnen de politie is een probleem dat zich niet beperkt tot één politiezone. Dat betekent niet dat elke individuele agent ‘racistisch’ is. De meeste kritische ex-agenten die vertrokken vanwege de verziekte organisatiecultuur binnen hun korps, getuigen dat ze ook steun krijgen van (ex-)collega’s en dat zeker niet alle agenten over dezelfde kam geschoren mogen worden, maar dat het probleem is dat deze mensen zich niet durven uitspreken. Dit wordt bevestigd in de wetenschappelijke literatuur, zo geeft professor criminologie aan de VUB Sofie De Kimpe aan in De Standaard. Het is bovendien ook niet mogelijk om anoniem klacht in te dienen rond racisme binnen de politie.

Racisme binnen de politie beperkt zich niet tot één politiezone. Dat betekent niet dat elke individuele agent ‘racistisch’ is. Het probleem is dat veel mensen zich niet durven uitspreken

Wanneer blijkt dat agenten racistische en seksistische berichten uitwisselen, moet er actie ondernomen worden. Het is ethisch onverantwoord om agenten te waarschuwen dat ze voorzichtig moeten zijn, en hen zelfs aan te sporen de seksistische en/of racistische gesprekken eerder op café te doen. Racistisch gedachtegoed is geen schakelaar die je aan en uit kan zetten. Het is politieagenten niet toegestaan om discriminerende taal te uiten, dat blijkt uit de inhoud van artikel 132 van de Wet op de Geïntegreerde Politie: politieagenten mogen ‘de waardigheid van het ambt niet in het gedrang brengen’, ook niet buiten de uitoefening van het ambt. Dit is ook opgenomen in de Deontologische Code van de politie.

Er is een nood aan structurele oplossingen om racisme binnen de politie aan te kaarten en op lange termijn te voorkomen. Inzetten op een divers personeelsbestand is onvoldoende. De dood van Tyre Nichols in januari 2023 toonde ook aan dat enkel het aanwerven van agenten van kleur geen afdoende oplossing is om racisme binnen de politie op te lossen. Mensen binnen de politie moeten gescreend worden op hun kwaliteiten en integriteit.

Ook de opleiding moet herbekeken worden. Al meer dan tien jaar wordt er gezegd dat de politieopleiding binnen België te kort is. Meer zelfs, het is één van de kortste opleiding binnen Europa en dat voor een beroep dat het monopolie op geweld binnen onze samenleving in handen heeft. Momenteel duurt de opleiding slechts één jaar en is er slechts beperkt aandacht voor cultuursensitiviteit. En wanneer de daders vrijwel altijd ongestraft blijven, is het voor slachtoffers weinig uitnodigend om nog klacht te blijven indienen. Kortom, er is werk aan de winkel.

Het invoeren en handhaven van een doorwrocht antiracismebeleid is één van de aanbevelingen die Kif Kif doet om racistisch politiegeweld tegen te gaan. “Hanteer een verplicht nultolerantiebeleid voor alle lokale korpsen en politiediensten tegen alle vormen van discriminatie, zowel ten aanzien van collega’s als naar burgers. Politiekorpsen die hierin tekort schieten, moeten gesanctioneerd worden via een vermindering van federale toelagen”, zo staat te lezen in de conclusie van het onderzoek dat we deden in opdracht van het European Network Against Racism.

Lees al onze aanbevelingen hier.

Dit artikel werd geschreven in samenwerking met een Kif Kif-contributor.


Over de auteur
Habiba Boumaâza studeerde af als opvoeder, en volgde nadien de opleiding Film- en Videokunst aan de Kunstacademie van Antwerpen. Verschillende audiovisuele kunstprojecten/installaties/workshops/lezingen rond sociale thema's volgden. Als inhoudelijk medewerker werkt ze voornamelijk rond mensen op de vlucht, mediawijsheid, onderwijs en opvoeding. Ze neemt ook de contributors onder haar vleugels.

Meer lezen
Stef Arends Stef Arends

De dood van Tyre Nichols: 'diversiteit' bleek racisme niet op te lossen

Na de moord op George Floyd in 2020, werd ook in Brussel massaal gedemonstreerd tegen racistisch politiegeweld. (Foto: Stef Arends)

Representatie van mensen van kleur op alle niveaus van de staatsinstellingen, waaronder de politie, was en is een belangrijke democratische eis. De dood van Tyre Nichols toont echter opnieuw aan dat ‘diversiteit’ een racistische organisatiecultuur niet oplost.


Door Luk Vervaet
Memphis, de stad waar de blues werden geboren, de stad waar Martin Luther King in 1968 werd doodgeschoten, een stad waar 65% van de bevolking zwart is. Sinds 7 januari 2023 ook de stad waar Tyre Nichols (29) door vijf politiemannen werd tegengehouden voor ‘roekeloos rijgedrag’ in een stop-and-frisk-operatie (Engels voor ‘stoppen en fouilleren’) en vervolgens zodanig werd mishandeld, bewerkt met vuisten, matrakken, pepperspray en tasers, dat hij drie dagen later overleed aan zijn verwondingen.

Moorddadig systeemgeweld tegen zwarte mensen

Op zich geen uitzonderlijk nieuws, maar dodelijke routine, niet meer dan een nummer om toe te voegen aan de dodenlijst van 2023. In 2022, twee jaar na de moord op George Floyd en de historische, antiracistische massabeweging tegen politiegeweld die erop volgde, werd een ‘recordaantal’ mensen, niet minder dan 1.186, door de politie gedood.

Eén op vier van de doden waren zwart, terwijl de zwarte bevolking maar 13% van de Amerikaanse bevolking uitmaakt. Black lives are cheap: Eric Garner werd gedood door de politie nadat hij was gearresteerd omdat hij sigaretten zonder taks verkocht in Staten Island (New York), George Floyd bekocht het (onbewust) uitgeven van een vals bankbriefje met zijn leven, Tyre Nichols betaalde een (nog aan te tonen) verkeersovertreding met de dood.

Wat vandaag de media-aandacht trok was de publicatie van de vier video’s van de bodycams van de politie en een bewakingscamera in de buurt. Maar vooral het feit dat het niet ging om witte, maar om Afro-Amerikaanse politiemannen die Tyre om het leven brachten, verdiende meer dan alleen het vermelden van een zoveelste dodelijk incident.

Het leugenpaleis van de politie

De video’s van de moord op Tyre Nichols zijn even pijnlijk om te bekijken als die van de dood van George Floyd. Tyre was vader van een zoontje van vier. Hij werkte bij FedEx, was skater en amateurfotograaf.

Toen hij op die bewuste avond van 7 januari, op een boogscheut van het huis van zijn moeder, werd tegengehouden door de politie keerde hij terug van een fotosessie die hij had gemaakt van de zonsondergang in een nabijgelegen park.

Net als bij de moord op George Floyd legde de politie in een eerste verklaring de schuld bij het slachtoffer. Een verklaring zonder bewijs, die al snel werd ingetrokken.

Toen hij tot bloedens toe werd geslagen riep hij, net als George Floyd, om zijn moeder en zei hij: “Ik wil alleen maar naar huis rijden.”  Net als bij de moord op George Floyd legde de politie in een eerste verklaring de schuld bij het slachtoffer: het ging om een incident waarbij de betrokkene op de vlucht sloeg, hetgeen een tweede incident uitlokte. Tyre werd tegengehouden, zo stelde de politie, omdat hij aan de verkeerde kant van de weg reed en op een politiewagen zou hebben willen inrijden.

Een verklaring zonder bewijs die al snel werd ingetrokken. Ook nog in de eerste verklaringen van de politie stond dat Tyre een wapen van een politieman zou hebben willen grijpen.

Nadat de video’s gepubliceerd werden, verdween ook die bewering naar de leugenmand. Nadien verklaarde het hoofd van de politie van Memphis, Cerelyn ‘CJ’ Davis, dat zij nog altijd niet weet waarom Tyre Nichols aan de kant werd gezet.

Zoals bij de politiemoord op George Floyd en die van zovele anderen: wie zou Tyre Nichols hebben geloofd zonder camerabeelden, waarbij van bij het eerste beeld te zien is hoe de politiemannen op een uiterst gewelddadige manier de ‘verdachte’ benaderen?

Ook al blijkt hier, en telkens opnieuw, dat de aanwezigheid van bodycams op geen enkele manier iets aan het gewelddadig gedrag van de politie verandert.

In tegenstelling tot wat er na de dood van George Floyd met Derek Chauvin gebeurde (die werd eerst op non-actief gesteld met behoud van loon), werden de vijf zwarte agenten op 20 januari prompt ontslagen, gearresteerd en in beschuldiging gesteld van second-degree murder – moord zonder voorbedachte rade – waarop in de VS tussen de 15 tot 60 jaar gevangenisstraf staat. De vijf verlieten ondertussen de gevangenis na het betalen van een borgsom van een kwart miljoen dollar.

Direct ontslag van de betrokken agenten

De vijf waren lid van een speciale politie-eenheid met de naam Scorpion ofte Street Crimes Operation to Restore Peace in Our Neighborhoods (sic). De eenheid werd opgericht in 2021. Het is een van die speciale eenheden die het licht zagen in het kader van de ‘hervorming van de politie’, na de dood van de 18-jarige Michael Brown. Die werd negen jaar geleden in Ferguson met de handen in de lucht, met zes politiekogels doodgeschoten door de witte politieagent Darren Wilson. Een hervorming die, zoals in vele andere Amerikaanse steden, resulteerde in meer budget voor de politie, nieuwe wapens, nieuwe speciale eenheden, nieuwe technieken. Na de dood van Nichols werd Scorpion onmiddellijk op non-actief gezet en ontbonden.

Er waren meer politiemannen aanwezig op de plaats van de moord, waaronder ook witte politieagenten. Op 30 januari liet de politie weten dat er ook twee van hen uit hun functie waren ontzet in het kader van het onderzoek. Verder werden drie leden van het brandweerkorps en het eerste hulp bij ongevallen team van het Memphis Fire Department, die ter plaatse kwamen om Tyre te op te halen, ontslagen omwille van ‘inbreuken op een veelheid van wettelijke voorschriften’.

Het lijkt erop dat de snelheid van de ontslagen en de beschuldigingen tegen de betrokken agenten en hulpverleners bedoeld zijn om een nieuwe golf van protesten zoals die na de moord op George Floyd in de kiem te smoren

Terwijl Tyre Nichols uitgeteld op de grond ligt – hij is zeker high, zegt een agent – houden de agenten een praatje over ‘de jacht op Tyre’ en roken ze een sigaret, in plaats van hem hulp te bieden. Het duurde bijna een halfuur voordat Tyre op een draagberrie werd gelegd en afgevoerd naar een ziekenhuis.

Het lijkt erop dat de snelheid van de ontslagen en de beschuldigingen tegen de betrokken agenten en hulpverleners bedoeld zijn om een nieuwe golf van protesten zoals die na de moord op George Floyd in de kiem te smoren. In zowat alle grote steden van de VS trokken duizenden mensen de straat op om te protesteren tegen de moord op Tyre Nichols. Maar de snelle interventie van de overheden moet vooral het gewelddadig politiesysteem van een fatale klap redden.

De dood van Tyre Nichols toont immers dat het niet langer gaat om individuele, racistische politieagenten, niet om de witte, zwarte of bruine kleur van die politieagenten, maar wel degelijk om het gewelddadig instituut dat de politie is, waarbij alle agenten de blauwe kleur van de politie aannemen.

Diversifiëring van de politie betekent nog geen cultuurverandering

Gedurende de hele voorbije eeuw hebben witte racisten zich verzet tegen de intrede van Afro-Amerikanen bij de politie. In de jaren 1970 kwam er een doorbraak, na een reeks processen tegen discriminatie, gevolgd door het opleggen van quota door een federale rechter.

Veel burgerrechtenactivisten en hervormers van de politie zagen hierin de mogelijkheid om het racistisch geweld in te dijken en de zwarte gemeenschap te beschermen.

De aanwezigheid van minderheden op alle niveaus van de staatsinstellingen, waaronder de politie, was en is een belangrijke democratische eis. Een heel grote aanwezigheid van minderheden binnen de politie, zo dachten zij, kan positieve gevolgen hebben, zoals minder botsingen met de zwarte bevolking. Zoals meer zorg voor zwarte slachtoffers. En in een zekere mate was dat ook het geval.

In een gewelddadig systeem van witte suprematie worden zwarte of bruine agenten, in vele gevallen afkomstig uit de arme bevolkingslagen, opgenomen om precies hetzelfde te doen als hun witte collega’s. De cultuur van het politiewerk creëert een band die verder gaat dan zwart zijn of wit. Het is een blauwe broederschap

Zo zijn er studies die uitwijzen dat zwarte agenten minder geneigd zouden zijn om speciaal zwarte burgers te viseren, te arresteren en geweld te gebruiken. Die diversifiëring kwam ook de autoriteiten goed uit: zwarte politiemensen werden ingezet in de moeilijkste buurten.

Vandaag vormen de witte agenten in de VS 65% van het totale korps. Op nationaal niveau zijn zo’n 15% van de agenten zwart. Van de 36.000 agenten in het New York Police Department zijn er 17.000 wit en 5.500 zwart. In Chicago heb je 50% witte agenten, 21% zwarte agenten, en 25% is Latino.

In Baltimore telt de politie 42% zwarte agenten. In Memphis zijn 56% van de politiemensen Afro-Amerikaan. Nog altijd niet in verhouding met het aantal zwarte burgers in de stad, maar het aantal komt wel in de buurt.

De dood van Tyre Nicols werd door racistisch Amerika aangegrepen om te stellen dat het probleem niet ‘de witte suprematie tegen de zwarten’ is, de daders waren immers zwarte mensen. Geen witte suprematie? Men vraagt zich af of ze een voorbeeld kunnen aanhalen waarbij vijf zwarte politieagenten een witte man doodslaan zoals gebeurde met Tyre Nichols.

Donald Trump Jr legde de verantwoordelijkheid dan weer bij de beweging Black Lives Matter. Die zou door zijn campagne tegen de politie “veel goede politiemensen uit Memphis het korps hebben doen verlaten om plaats te maken voor niet-gekwalificeerden die het vacuüm moesten opvullen”. Die ‘ooit zo gekwalificeerde politie van Memphis’ van Trump Jr doodde tussen 2013 en 2021 vijfentwintig mensen, waarvan een meerderheid zwart was.

‘Diversifiëring van de politie’ kan leiden tot het omgekeerde van wat de oorspronkelijke bedoeling was. Zoals dat in vele beroepen het geval is moeten mensen die uit een gediscrimineerde minderheid komen meer dan anderen bewijzen dat ze ‘hun job waard zijn’

Globaal gezien heeft het aandeel mensen van kleur bij de politie niets veranderd aan het aantal dodelijke confrontaties tussen de politie en de zwarte bevolking. Zo toonde de video van de dood van George Floyd niet alleen de witte, racistische politieman Derek Chauvin, maar ook een politieman van Aziatische en een van Afro-Amerikaanse afkomst.

Het probleem ligt elders. In een gewelddadig systeem van witte suprematie worden zwarte of bruine agenten, in vele gevallen afkomstig uit de arme bevolkingslagen, opgenomen om precies hetzelfde te doen als hun witte collega’s. De cultuur van het politiewerk creëert een band die verder gaat dan zwart zijn of wit. Het is een blauwe broederschap.

Deel uitmaken van de politie geeft eender wie een status en een macht waardoor hij of zij ontsnapt uit of boven de klasse komt te staan waarmee het systeem doet wat het wil. ‘Diversifiëring van de politie’ kan leiden tot het omgekeerde van wat de oorspronkelijke bedoeling was. Zoals dat in vele beroepen het geval is moeten mensen die uit een gediscrimineerde minderheid komen meer dan anderen bewijzen dat ze ‘hun job waard zijn’.

Studies tonen aan dat zwarte agenten zelfs meer discriminerend kunnen optreden en meer geweld zouden gebruiken tegen zwarte burgers. Waarom? Om aanvaard te worden in het witte systeem. Om niet beticht te worden soft on crime te zijn. Om te beantwoorden aan de culturele (racistische) normen van de politie en daarom over te gaan tot overpolicing van zwarte mensen.

Black Lives Matter

Op 27 januari publiceerde Black Lives Matter een bericht over de dood van Tyre Nichols, dat alles samenvat:

“We zijn het beu dat gestopt worden in het verkeer een doodvonnis wordt… Onze oproep om de politie op te heffen houdt onder andere in dat verkeerscontroles voor kleine overtredingen moeten ophouden en dat de politie zich buiten verkeersconflicten moet houden.

We verdienen een systeem dat prioriteit geeft aan een holistische, gezondheidsgerichte, gemeenschapsgestuurde benadering die een echte openbare veiligheid helpt bevorderen. We worden nog steeds verscheurd door een systeem dat prioriteit geeft aan bestraffing, aan het toebrengen van schade en aan criminalisering. Vijf politieagenten sloegen Tyre op een brutale manier dood. De media hebben veel tijd en aandacht besteed aan het feit dat de politieagenten zwart zijn. Alsof dat enig belang zou hebben.

Laten we heel duidelijk zijn: ALLE politieagenten vertegenwoordigen de belangen van het kapitalisme en zetten aan tot door de staat gesanctioneerd geweld. Iedereen die werkt binnen een systeem dat door de staat gesanctioneerd geweld in stand houdt, is medeplichtig aan het handhaven van de witte suprematie. Assimilatie in een systeem dat anti-zwart is, is een van de gevaarlijkste wapens die voortkomen uit witte suprematie.

Wat gebeurde bevestigt wat we altijd al wisten: hervormingen werken niet. Diversificatie van een politiebureau zal niet werken. Geen enkele politieafdeling, hoe divers ook, kan ooit de realiteit overwinnen dat de politie een directe afstammeling is van de slavenpatrouilles. De politie zal onze gemeenschappen nooit veilig houden…”

Wie bij ons meer wil doen dan alleen meeleven met de slachtoffers van het politiegeweld in de VS en in Europa wil ik uitnodigen om de rijke waaier van antiracistische en abolitionistische personen en organisaties in de VS beter te leren kennen. Ze leren ons dat de oplossing voor de huidige situatie niet te vinden is in meer hervormingen van de politie.

Niet in meer straffen voor wat men noemt ‘de rotte appels in het korps’, maar alleen in een radicale ommekeer van het systeem van politie en gevangenissen. Het was de boodschap van de Black Panther Party uit de jaren 1970. Vandaag nog altijd actueel.

Rest in Power, Tyre Nichols.


Dit artikel is een licht aangepaste versie van
een tekst die verscheen op DeWereldMorgen. Lees ook onze negen aanbevelingen om racistisch politiegeweld aan te pakken – waaronder het invoeren en handhaven van een expliciet antiracismebeleid – en het volledige onderzoek dat Kif Kif deed naar politiegeweld in België.


Over de auteur
Luk Vervaet is activist en schrijver en werkte als leraar Nederlands in verschillende gevangenissen. Hij is auteur van onder meer 'Le making-of d'Anders B. Breivik' (2012), 'Nizar Trabelsi : Guantanamo chez nous ?' (2014) en 'De grote stap achterwaarts, teksten over straf en gevangenis' (2016).

Meer lezen
Stef Arends Stef Arends

Dood van een politieman in Brussel: meer politie of meer zorg?

Door Luk Vervaet

Op donderdagavond 10 november werd in Schaarbeek een jonge politieman doodgestoken en zijn collega ernstig gewond. Het is het soort nieuws waar een mens alleen maar triest van wordt. Rust in vrede Thomas. Medeleven en sterkte voor zijn familie. Na de dood van zijn zoon, verklaarde de vader: “Onze familie is er kapot van. Thomas was een mooie mens. Hij deed zijn werk zo goed hij kon. Wat gebeurd is mag geen aanleiding zijn om haat te zaaien. Want dat is wat Thomas altijd heeft bestreden.” Respect. 

Yassine vroeg vergeefs om psychische hulp

Volgens de elementen waarover we nu beschikken via media, perscommuniqués en mededelingen van het parket is de man die Thomas doodstak, Yassine (32), zich op donderdagmorgen 10 november spontaan gaan aanbieden op een politiebureau in Evere. Hij heeft zes jaar in de cel gezeten voor feiten van gemeen recht (diefstallen met geweld). Hij werd – einde straf – vrijgelaten in 2019. Met de kwalificatie ‘geradicaliseerd’ bracht hij enkele gevangenisjaren door in isolement in de gevangenissen van Ittre en Lantin. Bij zijn vrijlating stond hij op de lijst van het OCAD (Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging) als een ‘potentieel gewelddadig persoon’. 

Die ochtend op het politiebureau oogt hij verward. Hij verklaart er onomwonden dat hij de politie haat en dat hij die gaat aanvallen. En vooral, hij vraagt om hem te helpen dat niet te doen. Hij vraagt om opgenomen te worden in de psychiatrie. De aanwezige politie zou daarop telefonisch aan een magistraat gevraagd hebben om de man gedwongen op te nemen. Maar een gedwongen collocatie van iemand die zich vrijwillig aanbiedt blijkt wettelijk niet mogelijk. 

In onze kapitalistische samenleving is het de sanctie na het misdrijf die primeert, preventie is secundair, ondergefinancierd of gewoon onbestaand. Dit is geen pleidooi om iemand zomaar op te pakken en op te sluiten, het gaat erom dat het de zorg is die ontbreekt

Sinds 26 juni 1990 is er immers een wet op de bescherming van personen met een mentale aandoening. Die wet verving het oude systeem van collocatie waarbij een eenvoudige administratieve maatregel volstond om iemand van zijn vrijheid te beroven. Een wet die de rechten van een persoon moest garanderen. Een gerechtelijke autoriteit zou van dan af toezien op de ‘zorg onder dwang’ en zo ook een advocaat de mogelijkheid bieden van een tegensprekelijk debat. 

Maar in die wet lezen we ook dat “beschermende maatregelen voor een psychiatrisch patiënt kunnen worden genomen als zijn toestand dit vereist, hetzij omdat hij zijn gezondheid en zijn veiligheid ernstig in gevaar brengt, of omdat hij een ernstige bedreiging vormt voor het leven of de integriteit van een andere persoon. Onaangepastheid aan morele, sociale, religieuze, politieke of andere waarden kan op zichzelf niet als een geestesziekte worden beschouwd”.

In bepaalde gevallen, zo kan men lezen op meerdere websites, is het mogelijk “om over te gaan tot een gedwongen opname: “Wanneer iemand zich zo agressief gedraagt dat er ernstig gevaar is voor anderen in de omgeving, wanneer iemand zijn eigen gezondheid en veiligheid zeer ernstig in gevaar brengt, wanneer er sprake is van een 'geestesziekte'. De wet geeft hier geen definitie van, een medisch expert bepaalt of iemand geestesziek is. Er kan dan een spoedprocedure worden opgestart als er sprake is van een acute situatie of van hoogdringendheid. De politie neemt in dat geval contact op met de Procureur des Konings.”

Al deze overwegingen zijn blijkbaar van geen tel wanneer iemand die zich op een lijst van potentieel gevaarlijke personen bevindt, psychisch ziek is verklaard door de diensten die hem opvolgden na zijn vrijlating uit de gevangenis, en vraagt om opgenomen te worden omdat hij anders geweld tegen de politie gaat plegen, iets wat hij niet wil.    

Nadat Yassine bij de politie om psychische hulp vroeg, voerden drie agenten de man naar een psychiatrische afdeling van een Brussels hospitaal. Hij ging vrijwillig met hen mee. Ze zetten hem in de wachtzaal van de spoedafdeling en vertrekken. Waarom zeggen ze niets aan het zorgpersoneel over de man die ze binnenbrengen? Omdat ze dan verplicht zouden zijn geweest om ter plaatse te blijven? Omdat ze vreesden dat het ziekenhuis een patiënt met een dergelijk profiel zou weigeren?

Het ziekenhuis bevestigde in een communiqué dat er zich omstreeks 11 uur “een man, vergezeld van 3 politieagenten, heeft aangemeld op de spoedafdeling voor vrijwillige psychologische zorg”. Maar, zo zegt het ziekenhuis, de politiemannen hebben ons niets gezegd over de gevaarlijkheid van de persoon. En zo verliet de man ‘een uur na aankomst uit eigen beweging de wachtkamer, zonder psychiatrisch onderzocht te zijn’. Volgens het ziekenhuisprotocol is ‘elke patiënt die naar de eerste hulp komt, vrij is om het ziekenhuis op eigen initiatief te verlaten, tenzij de patiënt onder continu politietoezicht staat, wat niet het geval was bij deze opname’. “Wij hebben geen instructies gehad van de bevoegde autoriteiten”, zo besluit het ziekenhuis zijn communiqué.

Over het gebrek aan opvang en zorg schreef strafpleiter Walter Van Steenbrugge in De Morgen: "De roep om nog meer repressie is vooral nu een slecht signaal… Nooit heb ik een strafdossier gelezen waarin een terrorist zichzelf komt aangeven en om medisch-psychische hulp vraagt. Wel heb ik al te veel strafdossiers moeten doornemen waar mensen, vooraleer ze een misdrijf begaan, in psychische ademnood verkeren en niet geholpen worden of waarbij hun noodkreet niet ernstig wordt genomen.”

We mogen niet vergeten dat de vorige regering in 2017 tientallen psychiatrische bedden heeft geschrapt. Psychiaters hadden destijds alarm geslagen, maar er werd niet naar hen geluisterd, budgettaire zorgen gingen voor

Over de opnames in een ziekenhuis schrijft een vrederechter uit Luik nog het volgende: “De traagheid van de zorg in het ziekenhuis is een probleem. Volgens de informatie die ik heb, werd Yassine na dertig minuten wachten gezien door een verpleegster, daarna wachtte hij nog twintig minuten voordat hij het ziekenhuis verliet zonder te zijn onderzocht door een psychiater. Het is een bekend feit: de psychiatrische opvang is in het hele land ondermaats en de diensten zijn overbelast. We mogen niet vergeten dat de vorige regering in 2017 tientallen psychiatrische bedden heeft geschrapt (een hervorming door toenmalig minister van Volksgezondheid Maggie De Block, Open Vld). Psychiaters hadden destijds alarm geslagen, maar er werd niet naar hen geluisterd, budgettaire zorgen gingen voor.”

Het blijkt dus allemaal wat complexer dan de verklaringen van politici en politievakbonden laten uitschijnen. In onze kapitalistische samenleving is het de sanctie na het misdrijf die primeert, preventie is secundair, ondergefinancierd of gewoon onbestaand. Dit is geen pleidooi om iemand zomaar op te pakken en op te sluiten, het gaat erom dat het de zorg is die ontbreekt. 

Ik zal de laatste zijn om te zeggen dat dergelijke situaties gemakkelijk zijn. Of om een of andere politieman of verzorger met de vinger te wijzen. Of te beweren dat er geen menselijke fouten kunnen gemaakt worden. Net als nultolerantie kan er ook niet zoiets bestaan als nulrisico. Maar politici en verantwoordelijken die naam waardig, zouden het publiek ernstig moeten informeren over de maatschappelijke problemen die door dit dramatisch incident aan de oppervlakte komen. In plaats van ze in de doofpot te stoppen en de dood van een politieman te gebruiken voor hun politieke agenda zouden ze eindelijk moeten luisteren naar de actoren op het terrein van de zorg, en oplossingen uitwerken. 

De politieke recuperatie  

Na de aanval op de politiemannen Thomas (29) en Jason (23), duurde het maar enkele minuten voor politici begonnen te twitteren om toch maar als eerste hun medeleven uit te drukken met de families van de politieagenten. Maar vooral om lof toe te zwaaien aan de politiemensen die “hun leven riskeren om de veiligheid van anderen te beschermen” en om ons in te prenten hoe uit dit dramatisch incident opnieuw blijkt “hoe noodzakelijk en onmisbaar de politie wel is om ons te beschermen.” Begrijpe wie begrijpen kan: misschien ziet u de band tussen de bescherming van de bevolking en dit dodelijk incident, ik zie die niet. ‘Yassine’, ‘Brussel’, ‘terrorist’, ‘jihadist’: extreemrechts zag zijn kans schoon om het te hebben over ‘het islamitisch terrorisme’. De Brusselse schrijver Nadia Geerts, onze nationale heksenjager, ging zonder schaamte nog een stap verder en twitterde: “Yassine M. heet Mahi. Zoals Yacob, de leraar en islamoloog die wat kleine problemen had met het rechtssysteem… Weet iemand of ze verwant zijn?”  

‘Yassine’, ‘Brussel’, ‘terrorist’, ‘jihadist’: extreemrechts zag zijn kans schoon om het te hebben over ‘het islamitisch terrorisme’

De dood van Thomas was voor de politievakbonden de gelegenheid bij uitstek om de oorlog aan de politiek te verklaren en het ontslag te eisen van de minister van Justitie. De achterliggende reden voor die oorlogsverklaring lijkt meer te maken te hebben met het feit dat de politie door zijn toedoen niet de loonsverhoging krijgt die oorspronkelijk beloofd was en zijn aantasting van hun voordelige pensioenregeling. Meer middelen voor de politie, klinkt het, nultolerantie en de zwaarst mogelijke straffen voor wie raakt aan een politieman of vrouw. De minuten stilte en de erehagen volgden elkaar op, rechtstreeks uitgezonden op tv, en op 28 november volgt een nationale manifestatie. De bonden willen een betere coördinatie tussen de politiediensten en een betere uitwisseling van gegevens.  

Als de politie de naam van beschermer van de bevolking waardig zou willen zijn, zou ze zich tegen élke vorm van geweld moeten keren. Ook tegen het geweld van de armoede, dat meedogenloos toeslaat tegen een steeds groter deel van de bevolking, tegen de mensen zonder papieren, de daklozen, de vluchtelingen, de mentaal zieke personen die door onze straten dwalen. Dan zouden ze zich solidair moeten opstellen met alle beroepen in dit land, zoals brandweerlui of verplegend personeel, die de gevolgen van armoede en achteruitstelling incasseren en die allemaal en steeds meer te maken hebben met geweld en agressie. En als ze helemaal correct willen zijn over het toenemend geweld: waarom dan niet ook spreken van de groeiende lijst slachtoffers van brutaal politiegeweld? In plaats van versterking van de politie zou men het kunnen hebben over het verminderen en overhevelen van de taken van de politie naar medische interventieteams, zeker wanneer het gaat over de aanpak van mensen met psychische problemen. 

Maar de toon is gezet, het proces is al gemaakt, het resultaat is al bekend: versterking van de politie, betere uitwisseling van gegevens, versterking van de repressie. Met als onderliggende boodschap dat wie kritiek heeft op de politie vanaf nu beter zijn mond houdt. Een oh, zo gekend scenario dat ook hier opnieuw voorbij zal gaan aan de essentiële kwesties die door dit incident worden opgeworpen.

Deradicalisering?

Het is niet de eerste keer dat we horen dat de gevangenis de plaats bij uitstek is voor de radicalisering van jonge gedetineerden, kleine delinquenten, tot jihadisten of extreemrechtse militanten. Wie de aanslagen van Parijs of Brussel een beetje gevolgd heeft kent hun namen. ‘Hoe de gevangenis radicaliseert’ , schreef ik enkele jaren geleden en met mij zovele anderen, die aanklaagden hoe de gevangenis de voedingsbodem bij uitstek is voor radicalisering.  Het gaat hem daarbij niet enkel over politieke of religieuze ‘radicalisering’, maar over het feit dat de gevangenis zelf een universiteit voor de misdaad is: wie binnenkomt als kleine delinquent kan eruit komen als een gedesocialiseerde, volleerde crimineel en drugverslaafde.  

Wat is daaraan intussen veranderd? Welke maatschappelijke ingrepen zijn er gebeurd aan de bron van de kleine delinquentie van jongeren? Wat met het instituut gevangenis, dat uit zijn voegen barst, met een permanente overbevolking, ook al worden er aan de lopende band gevangenissen bijgebouwd?

Binnen de gevangenis heb ik zelf voor vermeende of echte terroristen of gevaarlijk geachte personen niet veel anders gezien dan repressie en isolement. Iets wat op zijn beurt de radicalisering doet toenemen. Twee derde van de ‘geradicaliseerde gedetineerden’, zo zegt een studie van denktank de Vrijdaggroep, ontvangt geen enkele vorm van begeleiding of psychologische zorg. Een bilan is er niet.

Psychische hulp voor gedetineerden en ex-gedetineerden

Dat de psychische problemen in onze maatschappij toenemen is geen nieuws. De wachtrijen om hulp te krijgen zijn enorm. De situatie is nog veel dramatischer als het over gevangenen en ex-gevangenen gaat. 

“Al meer dan 20 keer werd ons land veroordeeld door Europa omdat geïnterneerden vaak naar een gewone gevangeniscel moeten. Waarom? Omdat de gesloten psychiatrische instellingen vol zitten, er is gewoon geen plaats om alle geïnterneerden de juiste zorg te geven”, schreef VRT NWS vorig jaar. In de psychiatrische annexen van de gevangenissen is sprake van ernstige verwaarlozing van de gedetineerde patiënten. Als oplossing kwamen er de Forensische Psychiatrische Centra (FPC’s), een soort veredelde gevangenissen. Maar die FPC’s zitten ondertussen ook al vol. Er is te weinig uitstroom en het aantal geïnterneerden in de gevangenissen is intussen terug met vijftig procent gestegen: zo zitten er momenteel weer 776 geïnterneerden in de gevangenis.   

In vele gevallen willen bestaande psychiatrische instellingen geen patiënten die door justitie worden aangebracht. Herinner u de zaak Jonathan Jacobs. Alles zit vol, er is geen personeel om zich met dergelijke mensen bezig te houden en er wordt zo weinig mogelijk aan (langdurige) opnames gedaan.

Als de politie de naam van beschermer van de bevolking waardig zou willen zijn, zou ze zich tegen élke vorm van geweld moeten keren. Ook tegen het geweld van de armoede, dat meedogenloos toeslaat tegen een steeds groter deel van de bevolking, tegen de mensen zonder papieren, de daklozen, de vluchtelingen, de mentaal zieke personen die door onze straten dwalen

Tot slot. In oktober 2022 trokken zesentwintig magistraten en rechters, waaronder veertien Brusselse jeugdrechters en substituut-procureurs des Konings bij de Brusselse jeugdrechtbanken, opnieuw aan de alarmbel. Opnieuw, want ze deden dit ook al in 2015 en in 2020. Ze schreven in een opiniestuk: “We spreken met één stem om officieel te melden dat wij eenvoudigweg niet langer in staat zijn om onze missie te vervullen. Wij zijn niet langer in staat om kinderen in gevaar te beschermen. We worden geconfronteerd met een structureel gebrek aan beschikbare plaatsen in de gewone opvang en in de noodopvang. Hetzelfde geldt voor het gebrek aan diensten die moeten zorgen voor de begeleiding en de ondersteuning van de kinderen in hun leefomgeving... Er is sprake van een institutionele mishandeling: 513 kinderen van 0-18 jaar staan op een wachtlijst om een plek in een passende woning te krijgen… Dit cijfer is slechts het topje van de ijsberg.”

De band tussen ‘institutionele mishandeling’ van kinderen en de gevangeniswereld staat buiten kijf. Iedereen die actief is in de gevangeniswereld kent de verhalen van gedetineerden die het als kind moesten stellen zonder liefde en bescherming. Of die verlaten of mishandeld werden. Gebrek aan opvangplaatsen voor mensen op de vlucht, gebrek aan opvangplaatsen voor kinderen in gevaar, gebrek aan leraren en verzorgers. Intussen draaft de machine om nieuwe gevangenissen te bouwen onvermoeibaar door.

Meer politie of meer zorg? Een waar eerbetoon aan Thomas vergt antwoorden op deze vraag. 


Over de auteur
Luk Vervaet is activist en schrijver en werkte als leraar Nederlands in verschillende gevangenissen. Hij is auteur van onder meer 'Le making-of d'Anders B. Breivik' (2012), 'Nizar Trabelsi : Guantanamo chez nous ?' (2014) en 'De grote stap achterwaarts, teksten over straf en gevangenis' (2016).

Meer lezen
Stef Arends Stef Arends

De zaak Lamine: achtergehouden bewijsmateriaal, verdachtmakingen en onjuistheden in het onderzoek

Sympathisanten van de familie van Lamine Bangoura wachten buiten op de uitspraak van de Kamer van Inbeschuldigingstelling in Gent. (Foto: Stef Arends)

Door Karin Schuitema

Lamine Bangoura is een naam die velen inmiddels kennen. Niet vanwege zijn bekendheid als voetballer – hij speelde als prof voor verschillende Belgische clubs – maar omdat hij stierf in handen van de politie. De zevenentwintigjarige Lamine kwam op 7 mei 2018 om het leven bij een politie-interventie tijdens zijn uithuiszetting. 

De dood van Lamine Bangoura is een achthonderd pagina’s tellend dossier geworden, dat vol tegenstrijdigheden, slordigheden en onwaarheden zit. Hoe kon het gebeuren dat de agenten, terwijl er serieuze aanwijzingen waren dat zij fouten hebben gemaakt, niet vervolgd werden en er zelfs geen openbaar proces is geweest?

De straffeloosheid van de politie, gesteund door het parket, staat in schril contrast met hoe Lamine en zijn familie worden gecriminaliseerd en juridisch geïntimideerd

In dit artikel reconstrueren we de gebeurtenissen die leidden tot Lamines dood, de criminalisering en ontmenselijking van Lamines familie achteraf, de buitenvervolgingstelling van de agenten en het uitblijven van gerechtigheid. Dit op basis van interviews met de nabestaanden, activisten en de advocaat van de familie, en inzichten uit enkele gerechtelijke documenten.

De man Lamine

Wanneer we in de winter van 2020 voor een eerste kennismaking bij de familie Bangoura thuis in Willebroek komen, worden we hartelijk ontvangen aan hun salontafel. Met het verstrijken van de avond worden de gesprekken steeds persoonlijker, leren we Lamine beter kennen en wordt ook de impact van zijn gewelddadige dood steeds duidelijker.

Moïse Lamine Bangoura werd geboren in Conakry, Guinee, en verhuisde in 2003 als twaalfjarige met zijn familie naar België, waar hij net als zijn vijf broers en zussen naar school ging. Hij begon in die periode met voetballen, en ging uiteindelijk voor zijn voetbalopleiding naar een internaat in Roeselare met het vooruitzicht om in de eerste klasse te spelen. Na het afronden van de opleiding bleef hij in Roeselare en ging hij op zichzelf wonen. Een tijd lang speelde hij op hoog niveau voor verschillende Belgische clubs, totdat hij op een gegeven moment thuis kwam te zitten. 

Wanneer in de voormiddag van 7 mei een deurwaarder, vergezeld van een assistent, een slotenmaker en twee agenten, voor zijn deur staan, ligt Lamine nog te slapen. Hij heeft geen idee van wat hem te wachten staat

In mei 2018 heeft Lamine een aantal maanden huurachterstand opgelopen – in totaal 1.609 euro. De sociale huisvestingsmaatschappij is een procedure gestart en heeft, na een vonnis van de vrederechter, besloten om over te gaan tot uithuiszetting. Wanneer in de voormiddag van 7 mei een deurwaarder voor zijn deur staat, vergezeld van een assistent, een slotenmaker en twee agenten, ligt Lamine nog te slapen. Hij heeft geen idee van wat hem te wachten staat. De brieven die hem over zijn uithuiszetting berichtten liggen namelijk nog ongeopend op zijn vensterbank. Wanneer de deurwaarder hem vertelt dat hij nu moet vertrekken, wordt hij overvallen door dat nieuws. Hij zegt dat hij geen idee heeft waar hij naartoe kan gaan en hij weigert te vertrekken. Er worden meer politieagenten opgeroepen. Dit is het begin van de gebeurtenissen die geleid hebben tot Lamines dood. 

Meer dan twee jaar na Lamines dood beslist de Raadkamer van Kortrijk op 26 juni 2020 om de betrokken agenten niet te vervolgen. In de uitspraak van de Raadkamer staat dat de agenten zich geconfronteerd zagen met ‘bedreigend en agressief gedrag’ en dat de door de politie gebruikte dwang gerechtvaardigd en proportioneel was.  Lamines familie tekent hoger beroep aan tegen deze beslissing. Op 4 februari 2021 wordt de zaak opnieuw bepleit, maar de Kamer van Inbeschuldigingstelling in Gent besluit opnieuw dat de agenten zich niet hoeven te verantwoorden in de rechtbank. Hiermee is de zaak gesloten.

De straffeloosheid van de politie, gesteund door het parket, staat in schril contrast met hoe Lamine en zijn familie worden gecriminaliseerd en juridisch geïntimideerd. Daarenboven werd Lamines lichaam in beslag genomen en lag hij meer dan drie jaar in een koelcel in een Brussels mortuarium. Zo werd het verwerkingsproces van de familie onmogelijk gemaakt. Zelfs nu Lamine eindelijk begraven is en het onderzoek gesloten, wordt er niets gedaan om tot herstel te komen. 

Daarenboven staat het onderzoeksdossier naar Lamines dood vol tegenstrijdigheden en verdraaiingen. Sommige van deze onwaarheden lijken zelfs opzettelijk te zijn.

Agenten spraken af voor ze verhoord werden

Allereerst is het belangrijk om te vermelden dat de betrokken agenten in het onderzoek naar Lamines dood veel te laat werden verhoord. Terwijl de deurwaarder en zijn assistent, net als de medische hulpverleners, nog op de dag van het incident werden verhoord, werden de agenten pas meer dan een maand later ondervraagd. 

Kamer van Inbeschuldigingstelling: “Het is een goed en normaal gebruik dat de tussenkomende politieagenten de gelegenheid krijgen om hun eigen emoties te ventileren”

Dit staat een eerlijk onderzoek in de weg. Het gaf de agenten immers de tijd om van tevoren samen te komen en een eenduidig verhaal op te maken. Dat is bovendien in strijd met verplichtingen die voortvloeien uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In artikel 2 van het EVRM staat namelijk dat er  bijzondere procedures in werking treden als er iemand sterft tijdens een interventie van politie. Eén van die verplichtingen voorziet dat de agenten onmiddellijk van elkaar gescheiden en apart verhoord worden. Echter in het geval van de dood van Lamine hebben de betrokken agenten in de maand vóór de officiële verhoren al onderlinge samenkomsten gehad. 

De Kamer van Inbeschuldigingstelling legitimeert de bijeenkomsten van de agenten door te stellen dat het na een overlijden tijdens een politietussenkomst “een goed en normaal gebruik [is] dat de tussenkomende politieagenten de gelegenheid krijgen om hun eigen emoties te ventileren. Nergens wordt aannemelijk gemaakt, zoals de burgerlijke partijen voorhouden, dat daarbij onderlinge afspraken zijn gemaakt om hun latere verklaringen op elkaar af te stemmen.” 

De Kamer gaat zelfs nog verder:  “Aan dergelijke debriefing andere bedoelingen toedichten is manifest voorbijgaan aan de mentale weerslag  van dergelijk gebeuren ook op de betrokken ordehandhavers zelf en deze herleiden tot gevoelloze agressievelingen […].” Omgekeerd wordt Lamine wél afgeschilderd als ‘zeer agressief’ wat ook wordt aangewend belangrijkste reden waarom de agenten overgingen tot fysieke dwang en waarom deze volgens het onderzoek legitiem zou zijn. 

Inconsistenties in de verklaringen

Ten tweede blijken de verhalen van de agenten over de noodzaak van het gebruik van fysieke dwang op cruciale punten van elkaar af te wijken. Zo vertellen de agenten in de verhoren dat Lamine, toen hij weigerde te vertrekken, op de sofa is gaan staan en hen op dat moment bedreigde met een mes waarvan voor hen een directe dreiging uitging. Nochtans blijkt uit de getuigenissen van één of twee agenten die dit tegenspreken en de geluidsopnames van de gesprekken op de politieradio dat Lamine veel eerder in de tijdlijn van de opeenvolgende gebeurtenissen met een keukenmes zou hebben rond gezwaaid en het daarna op een tv-meubel weggooide. Eén van de agenten zegt het mes vervolgens in een berging gegooid te hebben. Daar werd het tijdens het onderzoek uiteindelijk ook teruggevonden.

Ook beweren de agenten dat de hond van Lamine Bangoura, die volgens hen agressief was, een bedreiging voor hen vormde. De hond werd echter op aandringen van een agent die gespecialiseerd was in honden, al veel eerder door Lamine buitengezet in de tuin.

Op het moment dat de agenten zich op Lamine wierpen was er geen sprake van een mes, noch een hond, noch een andere urgente bedreiging, wat ook overeenkomt met de audio-opnames van de politieradio

Volgens de getuigenis van één agent hadden vier of vijf agenten pas enige tijd na deze gebeurtenissen, in de gang van Lamines huis een korte bespreking met elkaar waarna zij besloten om fysiek geweld te gebruiken omdat het ‘wel lang genoeg geduurd had’. Op het moment dat ze zich op Lamine wierpen was er dus geen sprake van een mes, noch een hond, noch een andere urgente bedreiging, wat ook overeenkomt met de audio-opnames van de politieradio.

In het arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling, worden deze essentiële verschillen echter afgedaan als onbelangrijk en zelfs als argument gebruikt ten gunste van de agenten:  “Dat de verklaringen grotendeels gelijklopend zijn toont juist hun geloofwaardigheid aan, want de betrokken inverdenkinggestelden hebben al bij al hetzelfde gebeuren meegemaakt, zij het elk vanuit een andere invalshoek, wat de minimale verschillen in hun verklaringen uitlegt zonder dat ze daarom vooraf afgesproken of minder geloofwaardig zouden zijn.”

Achterhouden van bewijsmateriaal

Ten derde zijn er in het onderzoek bewust bewijzen genegeerd en zelfs verhuld. Zo maakte de assistent van de deurwaarder een video terwijl Lamine werd vastgebonden. De video, die een tiental minuten voor zijn dood werd opgenomen, is maar veertig seconden lang omdat één van de agenten de assistent beval om te stoppen met filmen. Maar zelfs het veertig seconden durende videomateriaal heeft de Raadkamer van Kortrijk, die de buitenvervolging uitsprak, blijkbaar niet eens bekeken, terwijl het heel relevant is om de proportionaliteit van de gebruikte dwang te evalueren.

De Kamer van Inbeschuldigingstelling in Gent bekeek de video later wel. Echter in plaats van te onderkennen dat Lamine noodkreten slaakt die onbeantwoord blijven, wordt de video juist gebruikt om de agressie van Lamine en de noodzaak van dwang door de agenten aan te tonen:  “In tegenstelling tot wat de burgerlijke partijen wensen te poneren, betreffen het hier geen nood-of hulpkreten maar, en daar zijn alle aanwezigen op het ogenblik van de feiten het over eens, gekrijs en geroep die zijn agressie, minstens zijn onwil om zich bij de situatie neer te leggen, illustreerden.”

Ook het autopsierapport werd lange tijd niet toegevoegd aan het onderzoeksdossier. In het rapport concluderen de wetsdoktoren dat Lamine is overleden ten gevolge van restraint asphyxia, ‘verstikking bij een geagiteerd persoon’.  Het is een gekend fenomeen, zo staat te lezen: “Het fysiek in bedwang houden van geagiteerde personen kan gepaard gaan met een zeer hoge mortaliteit.” Volgens de wetsdokters ligt het drukkend geweld dat de politie gebruikte om Lamine in bedwang te houden en te overmeesteren, wel degelijk mee aan de basis van zijn overlijden.

Raadkamer negeert rapport van wetsdoktoren

De Raadkamer in Kortrijk, echter, gebruikte dit rapport niet (volledig) in haar beschikking. De Kamer van Inbeschuldigingstelling in Gent, die de bevindingen wel meeneemt, oordeelt dat de dokters die het rapport opstelden het simpelweg verkeerd hebben gezien:  “Het beperkt drukkend geweld ter hoogte van de hals en de in het verslag beschreven 8  letsels in het kader van het fysiek in bedwang houden van betrokkene tijdens de arrestatie [beide] geen wezenlijke bijdrage [hebben] gehad in het overlijden van Moïse Bangoura.” 

De Raadkamer in Kortrijk negeerde essentiële bevindingen uit het autopsierapport. De Kamer van Inbeschuldigingstelling in Gent, die de bevindingen wel meeneemt, oordeelt dat de dokters die het rapport opstelden de doodsoorzaak simpelweg mis hebben

De Kamer van Inbeschuldigingstelling meent dat in tegenstelling tot wat het autopsierapport aangeeft, voornamelijk de invloed van drugs de dood van Lamine heeft veroorzaakt. “Het slachtoffer [was] in geagiteerde toestand en onder invloed van drugs […..]; deze gegevenheid gecombineerd met het vastbinden van de handen met colsonbandjes [geeft] aanleiding (…) tot een risicotoestand voor het slachtoffer met een grote mortaliteit (30%) door geaccumuleerde stress en (…) een en ander derhalve [komt neer] op verstikking door het in bedwang houden.”

Verder staan er tegenstrijdigheden in het arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling rondom het feit dat Lamine onder invloed was en het gedrag en de verklaringen van de agenten daaromtrent. Enerzijds wordt het feit dat Lamine onder invloed was gebruikt om hem te criminaliseren en de acties van de agenten te rechtvaardigen. Daarom stelt de Kamer van Inbeschuldigingstelling dat de burgerlijke partijen “te makkelijk voorbijgaan aan het feit dat Lamine onder invloed was” en dat de betrokken agenten “verstomd waren van de ongelofelijke kracht die van Bangoura uitging” en daaruit concludeerden dat hij drugs gebruikt had.

Terwijl ze Lamine vastbonden, waren er duidelijke aanwijzingen dat de toestand van Lamine alarmerend verslechterde. Hij werd namelijk plots rustig, maar geen van de agenten die bovenop hem zaten controleerde of Lamine nog ademde of een polsslag had

De andere kant hiervan wordt echter zelden belicht: namelijk dat de politie bij gebruik van fysieke dwang extra alert had moeten zijn op Lamines lichamelijke gesteldheid. Het is mogelijk om die reden dat de Kamer van Inbeschuldigingstelling de agenten indekt door te stellen dat de agenten toch niet op de hoogte waren van het feit dat Lamine onder invloed was: “Het hof, Kamer van Inbeschuldigingstelling, wijst er in dit verband nog op dat de agenten, alhoewel ze achteraf in hun verhoor een vermoeden uitspreken van druggebruik door Bangoura, toch niet op de hoogte waren of konden zijn van de (…) toxicologische resultaten”.

Agenten schonden richtlijnen voor goed politiewerk

In het onderzoek naar Lamines dood wordt vaak aangehaald dat het geweld door de agenten ‘proportioneel’ is. Vreemd genoeg wordt er nauwelijks ingegaan op de manier waarop de fysieke dwang werd uitgeoefend. De gebuikte dwangtechnieken waren namelijk zeer problematisch. Bovendien werden er fouten gemaakt bij de uitvoering ervan. Zo duwden enkele agenten met hun volle gewicht op Lamines schouders nadat hij op zijn buik op de sofa was gegooid. Deze methode heet in vaktermen ventral decubitus position, en is normaal gezien bedoeld om een persoon in de handboeien te slaan om meteen daarna de persoon weer in verticale positie terug te brengen om zo mogelijke verstikking te vermijden. Deze uitleg is ook te vinden in een opleidingsdocument van het Pedagogisch Comité van de Politieopleiding uit 2010.

Deze techniek is vanwege de risico’s die eraan kleven gaan in sommige landen zelfs verboden – het is dezelfde techniek die George Floyd het leven heeft gekost. Ook bij Lamine gebruikten de agenten de ventral decubitus position op een oneigenlijke manier: de agenten hielden Lamine – ook nadat hij al vastgebonden en dus overmeesterd was – met kracht en met hun volle gewicht in de horizontale positie, waardoor hij stikte.

De agenten hielden Lamine – ook nadat hij al vastgebonden en dus overmeesterd was – met kracht en met hun volle gewicht in de horizontale positie, waardoor hij stikte

Daarenboven is het materiaal dat de agenten gebruikten om Lamine vast te binden dubieus. Zo waren de banden die de agenten rond Lamines middel spanden geen officieel politiemateriaal, maar waren zij afkomstig van de laadwagen van de verhuizers die Lamines meubels zouden ophalen. Ook waren de meeste betrokken agenten zelfs niet getraind in het gebruik van de juiste colsonbanden.

Schuldig verzuim

In de laatste momenten van Lamines leven hebben de agenten bovendien vitale handelingen nagelaten. Daarom hadden ze, volgens Alexis Deswaef, op z’n minst vanwege schuldig verzuim moeten worden doorverwezen naar de rechtbank. 

Terwijl ze Lamine op de sofa vastbonden, waren er duidelijke aanwijzingen dat de lichamelijke toestand waarin Lamine verkeerde, alarmerend verslechterde. Lamine werd namelijk plots rustig, maar geen van de agenten die bovenop hem zaten controleerde of Lamine nog ademde of een polsslag had.

De betrokken agenten getuigden later ook dat er schuim op Lamines lippen stond. Ze hadden op het moment dat ze dit opmerkten moeten beseffen dat er iets mis was, en ze hadden actie moeten ondernemen. In plaats daarvan impliceren zij in hun communicatie dat Lamine op dat moment gewelddadig was. Eén van de agenten zou zelfs aan de ambulanciers hebben gezegd: “hij doet alsof hij dood is”, terwijl Lamine op dat moment hoogstwaarschijnlijk al overleden was. In het onderzoek staan ook onwaarheden over Lamines toestand op dat moment. Zo staat er dat de politie op het moment dat de ambulance arriveerde nog met Lamine communiceerde. Dit is echter in tegenspraak met de geluidsopnamen en de verklaringen van het medisch personeel.

Ontmenselijking en criminalisering

In schril contrast met het indekken van de agenten en hun buitenvervolgingstelling staan de criminalisering en onmenselijke behandeling van Lamine en zijn familie. 

Wanneer de familie kort na Lamines overlijden toestemming vraagt om Lamines lichaam in Guinee te begraven, zegt een politieagent tegen hen: “We zijn hier in België, niet in Afrika”

Lamine wordt ontmenselijkt in de verhoren met de agenten en in het arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling onder andere door het gebruik van termen als “onmenselijk sterk” en “reusachtig groot” die ook vaak in de mediaberichtgeving zijn overgenomen. Ook is op de korte video gemaakt door de assistent van deurwaarder te zien dat één van de agenten lachend zit toe te kijken terwijl Lamine noodkreten slaakt. 

Niet alleen Lamine zelf wordt gedehumaniseerd, ook zijn familie werd in het onderzoek en de gerechtelijke procedures mensonterend behandeld. Wanneer de familie kort na Lamines overlijden toestemming wil vragen om Lamines lichaam in Guinee te begraven, zegt een politieagent tegen hen: “We zijn hier in België, niet in Afrika.” Ook krijgt de familie nauwelijks informatie over wat er met Lamine is gebeurd. 

Na Lamines dood mag zijn familie alleen zijn gezicht zien, de rest van zijn lichaam moet bedekt blijven. Hun jongste zoon merkt direct op dat er bloed uit Lamines oor drupt. Daarover krijgen zij lang geen informatie, en maanden na Lamines dood heeft de familie nog altijd het dossier over Lamines dood niet in mogen zien. De familie krijgt pas in December 2018 toegang tot het dossier, na zeven maanden te hebben aangedrongen. 

De criminalisering van de familie Bangoura gaat zelfs zover dat het leidt tot intimidatie. De zussen van Lamine zetten na zijn dood de activistische facebookpagina Justice Pour Lamine op, waarop nieuws en acties rondom de dood van Lamine gedeeld worden en waar wordt opgeroepen voor gerechtigheid.

De politie daagde de familie Bangoura voor de rechter, omdat de zus van Lamine online beschreef hoe haar broer door de politie is gedood. De advocaten van de politieagenten proberen haar zo te dwingen de pagina Justice Pour Lamine offline te halen

In juli 2020 ontvangt de familie Bangoura een brief waarin staat dat ze gedagvaard zijn voor de burgerlijke rechtbank. Advocaat Alexis Deswaef geeft aan: "De advocaten van de politie hebben een zeer agressieve houding. Ze hebben de familie gedagvaard voor de burgerlijke rechtbank van Mechelen [.......] omdat zij [Lamines zus] teksten heeft geschreven over het feit dat haar broer door de politie is gedood. De advocaten van de politieagenten hebben nu een civiele zaak tegen haar aangespannen om haar te dwingen alles offline te halen.” In plaats van de politie wordt de familie voor de rechter gedaagd. Op deze manier wordt hen het zwijgen opgelegd. 

Daarenboven moet de familie Bangoura, nadat zij in beroep zijn gegaan tegen het besluit van de Raadkamer in Kortijk, zelfs een vergoeding betalen aan de agenten. Volgens de Kamer van Inbeschuldigingstelling in Gent hadden Lamines nabestaanden niet in beroep hoeven gaan. De Kamer benadrukt daarbij dat een beroepsprocedure voor de betrokken agenten ‘emotioneel zeer zwaar’ is. Over de impact van de procedure op de familie, wordt niet gerept. De familie Bangoura zal daarom aan elk van de aangeklaagde agenten 720 euro rechtsplegingsvergoeding moeten betalen.

Dit alles komt nog bovenop het feit dat Lamines lichaam meer dan drie jaar niet begraven kon worden, zo werd ingezet als een menselijke ‘borg’ en de familie niet op een menswaardige manier heeft kunnen rouwen. 

Het lichaam van Lamine als borg

Gedurende de jaren dat Lamines lichaam in een mortuarium in Brussel lag, blijkt de ‘huur’ van de koelcel te zijn opgelopen tot meer dan 30.000 euro. Een exorbitant hoog bedrag dat de familie onmogelijk kon betalen. Daardoor is Lamines lichaam dus de facto geconfisqueerd, eigendom geworden van de begrafenisondernemer, ofwel van de staat. Zolang de procedure liep, zouden ze het lichaam niet terugkrijgen. Een lichaam kan en mag in geen enkele situatie op die manier ingezet worden als borg. Dit heeft alle schijn van een strategie om de wettelijke handelingsbekwaamheid van de familie en hun zoektocht naar de waarheid rondom Lamines dood te beperken.

In het artikel ‘Lamines lichaam is geen waarborg’ gaven we al eerder een uiteenzetting van het vasthouden van Lamines lichaam en de daardoor ontstane financiële schuld van de familie Bangoura. We toonden aan hoe dit bijdroeg aan de institutionele verhulling van de waarheid en aan de criminalisering en ontmenselijking van de slachtoffers. Ook het Comité Justice Pour Lamine beschreef in een blog  stapsgewijs wat er na Lamines dood precies gebeurde met zijn lichaam, en hoe alle betrokken partijen – van politie tot de begrafenisondernemer, rechter, magistraten en officieren van justitie – de teruggave van het lichaam aan de familie belemmeren. 

In december 2021 kwam een begrafenisondernemer uit Zaventem naar aanleiding van een crowdfunding en een betoging te weten over het feit dat Lamines lichaam nog altijd niet begraven was en hij voelde zich diep geraakt.  Hij besloot een deel van de kosten voor de vrijgave van het lichaam uit eigen zak te betalen en wist zijn collega-begrafenisondernemer bij wie Lamine in een koelcel lag, te overtuigen om het lichaam voor dat bedrag vrij te geven. De details over hoe Lamines lichaam vrijkwam zijn te lezen in een artikel in De Morgen en in een franstalig artikel van Cité 24. 

De familie van Lamine kon na drieënhalf jaar eindelijk zijn lichaam terugzien en op vrijdag 17 december 2021 werd Lamine begraven in Evere in het bijzijn van een paar honderd mensen. Hartverscheurend was het om te zien hoe Lamines moeder wijzend naar het graf, riep:  “Notre combat, il est là!”. Want hoewel Lamine eindelijk een rustplek heeft gekregen, blijft het resultaat van de jarenlange strijd (in plaats van een rouwproces) die zijn nabestaanden voerden hetzelfde: hun zoon is dood en ligt daar onder de aarde. De waarheid is nog altijd niet bovengekomen.

Om de waarheid boven te halen, stapt de familie Bangoura nu naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Op basis daarvan zou er een veroordeling van de Belgische staat kunnen komen, onder andere voor het niet procedureel waarborgen van artikel 2 van het EVRM. Dit is niet alleen belangrijk voor Lamines nabestaanden, maar ook in de bredere maatschappelijke context: voor het doorbreken van een systeem waarin racistisch en dodelijk politiegeweld toegedekt kan worden en agenten onaantastbaar zijn.

Dit artikel is een uitgebreidere versie, inclusief updates, van het artikel ‘Een belangrijke dag voor gerechtigheid’ dat al eerder op de Kif Kif website werd gepubliceerd.


Over de auteur
Karin Schuitema studeerde archeologie van het Midden-Oosten en deed onderzoek in onder andere Syrië, Egypte en Turkije. Haar onderzoek kwam steeds meer op het snijvlak van geschiedenis, antropologie en politiek te liggen. Zo voerde zij etnografisch en stedelijk onderzoek uit in Istanbul en werkte zij als onderzoeker in conflictstudies op Cyprus. Zowel in deze landen als in Nederland was zij op zowel persoonlijk als op onderzoeksvlak betrokken bij het thema migratie. Visueel beeld, met name fotografie, is vaak een belangrijk onderdeel van haar werk en onderzoek.

Meer lezen
Stef Arends Stef Arends

De zaak Adil: hoe de media leugens van politie en parket verspreidden

Het Raadsplein in Anderlecht, waar de politieachtervolging van Adil en zijn vriend begon. (Foto: Stef Arends)

Door Habiba Boumaâza

Twee jaar nadat Adil overleed, wordt zijn tragische dood herleid tot “Het was die jongeman die na een achtervolging door de politie stierf, en waarna die rellen in Anderlecht plaatsvonden.” Nochtans deden de gebeurtenissen destijds veel stof opwaaien, en volgden media en politiek de zaak nauwgezet op. Betogers werden gearresteerd, graffiti en banners werden verwijderd, politici deden uitspraken, politievakbonden lieten hun stem horen.

Een overzicht, samengesteld uit informatie uit persberichten, de facebookpagina Justice pour Adil en een gesprek met de advocaat van de familie.

De jongeman Adil

Adil C. was een negentienjarige jongeman uit Anderlecht. Hij overleed op vrijdagavond 10 april 2020 na een aanrijding met de politie. Hij werd door zijn tante beschreven als een rustige jongen vol levenslust. “Een goedlachse jongen die door iedereen werd gewaardeerd, zowel door zijn vrienden als door zijn familie. Het was een jongen zonder problemen. Op het vlak van gezondheid was hij kwetsbaar, want hij had diabetes. In een opiniestuk op de website van de RTBF werd Adil beschreven als: “Hij had diabetes, hij dronk niet, rookte niet en was nooit veroordeeld door justitie, een nette man, met bescheiden dromen: het land van zijn ouders [Marokko, red.] ontdekken, een rustig leven leiden, in een garage werken om te leven van zijn passie: motorfietsen.”

Het fatale incident

Adil en een vriend werden op vrijdag 10 april 2020 omstreeks 21u opgemerkt door een patrouille van de politie, ter hoogte van het Raadsplein in Anderlecht. Volgens het parket en de advocaat van de familie, Alexis Deswaef, ging het om een controle in verband met het niet naleven van de toen geldende coronamaatregelen. Er waren veel controles met een GAS-boete van 250 euro als gevolg, en men vermoedde dat Adil en zijn vriend die wilden vermijden. Adil reed met zijn scooter in de ene richting, zijn vriend reed de andere kant op. De politie zette de achtervolging in. 

Eén politiewagen achtervolgde Adil, de andere wagen zijn vriend. Op een bepaald moment reed Adil tussen twee paaltjes door, waardoor de politiewagen een omweg moest maken. De wagen raakte Adil kwijt

Eén politiewagen achtervolgde Adil, de andere wagen zijn vriend. Op een bepaald moment reed Adil tussen twee paaltjes door, waardoor de politiewagen een omweg moest maken. De wagen raakte Adil kwijt.

Intussen had de politie versterking opgeroepen om Adil aan te houden. De bestuurder van een zwarte Opel Corsa, een gebanaliseerd politievoertuig – een politieauto die 'onherkenbaar' is, maar voor wie er oog voor heeft alsnog wel als zodanig herkend kan worden – hoorde op zijn radio: “Priorité course poursuite.” [Vertaling: Prioriteit aan achtervolging.] 

Op dat moment reed Adil huiswaarts, op de Nijverheidskaai langs het kanaal. Hij woonde wat verderop, waar de weg een eenrichtingsstraat wordt. Adil reed achter een bestelwagen en probeerde deze voorbij te steken. Maar op dat ogenblik kwam het gebanaliseerd politievoertuig uit de tegenovergestelde richting. Daarop kwam de scooter in botsing met de linkervoorkant van de patrouillewagen. Adil werd 20 meter ver gekatapulteerd, en werd tegen een balustrade geslingerd. Hij was op slag dood. Hij overleed op 400 meter van zijn huis. 

Vragen bij het dossier

Eerst en vooral vroeg Deswaef zich af of de interventie van de politie wel in verhouding was tot het vergrijp waarvoor de politie Adil naar eigen zeggen wilde controleren. Op het niet naleven van de coronamaatregel ‘afstand houden’ staat een boete van 250 euro. “De respons van de ordediensten moet in verhouding zijn tot de inbreuk op de openbare orde", geeft Deswaef nog aan. "Is het dan wel nodig om in dit geval versterking in te roepen en in allerijl een tweede voertuig te laten aanrijden? Volgens mij is het antwoord daarop: neen. We moeten waakzaam zijn dat er geen excessen zijn bij het doen naleven van de lockdownmaatregelen.

De fatale botsing tussen het politievoertuig en de scooter van Adil vond plaats op de Nijverheidskaai in Anderlecht. (Foto: Stef Arends)

Bovendien werden de politiemensen na het ongeval, net als het geval was in de zaak Lamine Bangoura, niet onmiddellijk uit elkaar gehaald en verhoord. Dat is een procedurefout. 

Deswaef: Volgens mij hadden ze onmiddellijk afgezonderd moeten worden. Hun verhoor is niet verlopen zoals wordt aangegeven in artikel 2 van het Europees Verdrag [voor de Rechten van de Mens]. 

Het gegeven dat er via de radio gevraagd werd naar de prioriteit van de achtervolging, en dat de bestuurder handelde naar die prioriteit zonder te weten wat de echte reden van de achtervolging was, speelt volgens Deswaef ook een belangrijke rol. Het was nu eenmaal prioritair, dus de scooter moest gestopt worden, ook al wisten ze niet waarom.

In de mediaberichtgeving werd gesteld dat Adil een strafblad had. Dat klopt niet. Hij had een blanco strafregister. Adil werd wel ooit opgeroepen voor een strafdossier, maar bleek uiteindelijk niets met dat dossier te maken hebben

Er was discussie over wie wie aanreed. In het eerste mediabericht kaartte men de onduidelijkheid van de botsing aan. In bijna alle berichten die erop volgden herhaalde men met overtuiging dat het Adil was die de Opel Corsa aanreed.

Er werd bovendien meegedeeld dat Adil een strafblad had. Dat klopt niet. Hij had een blanco strafregister. Adil werd wel ooit opgeroepen voor een strafdossier, maar bleek uiteindelijk niets met dat dossier te maken hebben. De jeugdrechter die Adil toen heeft vrijgesproken, schreef een brief naar de familie van Adil, om zijn innige deelneming te betuigen. “Ik herinner me jullie zoon als een zachte en rustige jongen”, zo stond in die brief te lezen. “De politie mag dergelijke informatie niet delen met journalisten om het slachtoffer zwart te maken. En men haalde ook het strafblad van Adils oudere broers erbij, zegt Deswaef hierover. 

Onlusten en politici

Onder de hashtag #JusticePourAdil deden er op sociale media oproepen de ronde om te protesteren. Op zaterdag 11 april kwamen tientallen jongeren samen in Anderlecht, uit protest tegen het optreden van de politie. Die protesten ontaardden in rellen, die het nieuws overheersten. Hierdoor raakte de berichtgeving over het effectieve incident ondergesneeuwd.

Staatssecretaris in de Brusselse regering Pascal Smet (toen sp.a, nu Vooruit) zette in een Facebookpost vraagtekens bij de politieachtervolging. "Waarom ontliep hij die politiecontrole? Was dit nu de topprioriteit die nacht? Kon het niet op een andere manier aangepakt worden?" schreef hij op sociale media. Pascal Smet kreeg een storm van verontwaardiging over zich heen. Er werden excuses geëist. 

Vlaams minister van Brussel Jeugd en Media Benjamin Dalle (CD&V) plaatste ook een bericht op Facebook en zijn website. Daarin veroordeelde hij zowel de rellen als het politiegeweld. Hij pleitte voor “respect, begrip en medeleven”, in de eerste plaats voor de familie van de overledene, maar ook voor “de situatie van veel jongeren.”

De uitspraken van Pascal Smet en Benjamin Dalle  werden maanden nadien terug aangehaald na een ander incident. De politievakbond SLFP deelde een video van geweld tegen politieagenten op patrouille in de Brusselse gemeente Anderlecht. Op hun Facebook-pagina werd de video vergezeld van het commentaar: "Hoe onze collega's hun werk doen in Anderlecht (Bergensesteenweg)… Wat vinden jullie hiervan, Pascal Smet en Benjamin Dalle? Hadden onze collega's dit anders moeten aanpakken? Was dit een prioriteit?”

Steunbetuigingen worden verwijderd

In Brussel werden op veel plaatsen spandoeken opgetrokken, en er werd graffiti gespoten met steunboodschappen voor de overleden Adil. Die werden echter weggehaald en verboden door de Brusselse politie. De Liga voor Mensenrechten noemde dat onwettig:  “Tenzij het een haatboodschap is, maken die spandoeken deel uit van de vrije meningsuiting. We riskeren discriminatie op basis van een politieke opvatting, aangezien de steunboodschappen voor het zorgpersoneel wel blijven hangen."

"Waarom maakt het parket zijn standpunt bekend als er nog geen zittingsdatum voor de raadkamer is afgesproken? Waarom precies op dit moment dat er beslissingen worden verwacht over de dood van Lamine, Mehdi en Mawda, waarbij ook de politie betrokken is? Is dit een communicatiestrategie?"

Tags en graffiti in Anderlecht zoals de reeds bekende “Adil, le virus c’est la police” (Vertaling: Adil, het virus, dat is de politie) werden acht dagen na het incident over heel Anderlecht verwijderd. Burgemeester Fabrice Cumps (PS) gaf destijds aan: “We kunnen natuurlijk tags die expliciet tegen politie zijn niet zomaar laten staan.”

Komt er een rechtszaak?

Op 26 november 2020 kondigde het parket van Brussel aan dat het de zaak wil seponeren. De verkeersdeskundige die werd aangesteld legt de fout van het ongeval volledig bij Adil. De raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel zou pas later beslissen of de zaak effectief voor de rechter zou komen..

De familie van Adil begrijpt niet dat het parket hun oordeel en dat van de verkeerskundige die ze hadden aangesteld, zo vroegtijdig naar buiten bracht: "Waarom maakt het parket zijn standpunt bekend als er nog geen zittingsdatum voor de raadkamer is afgesproken? Waarom precies op dit moment dat er beslissingen worden verwacht over de dood van Lamine, Mehdi en Mawda, waarbij ook de politie betrokken is? Is dit een communicatiestrategie?"

Even later kreeg de familie opnieuw toegang tot het onderzoeksdossier, en konden ze de videobeelden kunnen bekijken. Naar aanleiding hiervan hebben ze verzocht om extra onderzoeksdaden. De voor 20 april 2021 geplande zitting van de Raadkamer werd daarop uitgesteld. Sindsdien is het stil omtrent de zaak in de media.

Deswaef informeerde ons op 7 april 2022 dat de door hem gevraagde onderzoeksdaden momenteel nog uitgevoerd worden. Dan zal de zaak weer voor de raadkamer komen, die zal beslissen: ofwel een buitenvervolgingstelling, ofwel een doorverwijzing van de agenten naar de correctionele rechtbank.


Over de auteur
Habiba Boumaâza studeerde af als opvoeder, en volgde nadien de opleiding Film- en Videokunst aan de Kunstacademie van Antwerpen. Verschillende audiovisuele kunstprojecten/installaties/workshops/lezingen rond sociale thema's volgden. Als inhoudelijk medewerker werkt ze voornamelijk rond mensen op de vlucht, mediawijsheid, onderwijs en opvoeding. Ze neemt ook de contributors onder haar vleugels.

Meer lezen
Stef Arends Stef Arends

De zaak Ali: agenten spanden samen om de waarheid te verhullen

Ali J. werd mishandeld in de donkere en stille Kazernestraat in de Brusselse Anneessenswijk. (Foto: Stef Arends)

Door Elisa Van der Jeugd

Ali*, een Soedanese man op de vlucht, werd op 21 april 2020 het slachtoffer van politiegeweld naar aanleiding van het niet naleven van de coronamaatregelen.  

Die avond stond er een groepje mensen op de vlucht voor een hotel in de wijk Anneessens in Brussel. Dit hotel is een plek waar mensen op de vlucht opvang kunnen krijgen.  Eerder die avond had de politie een groep jonge mannen voor het hotel al eens gewaarschuwd dat ze te dicht bij elkaar stonden en hen gewezen op de coronamaatregelen. Rond elf uur ’s avonds passeert er opnieuw een politiecontrole. 

Als het groepje het politievoertuig ziet aankomen, stuiven ze uit elkaar. De politie start de achtervolging. Ook Ali wil vertrekken, maar hij struikelt en wordt door één van de politieploegen gepakt. Het politievoertuig houdt naast hem halt en enkele politieagenten stappen uit. Uiteindelijk beslissen de agenten om Ali te arresteren, grijpen ze hem letterlijk bij zijn kraag en duwen ze hem hardhandig tegen de auto. Ze doorzoeken Ali’s bezittingen en vinden een smartphone. Een van de agenten neemt zijn wapenstok en slaat met twee harde meppen de smartphone kapot. 

Terwijl enkele agenten Ali uit het voertuig trekken, gaat één van de agenten, later geïdentificeerd als T. B., terug naar het voertuig om een bus pepperspray te halen

De agenten nemen Ali vervolgens mee naar hun camionette en rijden twintig minuten met hem in de richting van het kanaal, met het idee zich daar van Ali te ontdoen. Volgens een interview met advocaat Alexis Deswaef vonden de agenten het hier echter te licht en besluiten ze een beetje verder te rijden tot ze uitkomen bij een verlaten en donkere straat. Terwijl enkele agenten Ali uit het voertuig trekken, gaat één van de agenten, later geïdentificeerd als T. B., terug naar het voertuig om een bus pepperspray te halen. Als die agent terugkomt, grijpt hij Ali opnieuw bij de kraag en spuit hij met pepperspray in zijn gezicht. Dan laten ze Ali achter in de donkere straat.

Drie getuigenissen en media-aandacht 

Uitzonderlijk voor de zaak van Ali is dat er drie mannen getuige waren van de feiten, zowel van het moment de arrestatie als van het moment dat Ali achtergelaten werd. Eén van hen is Mehdi Kassou, activist en woordvoerder van het Plateforme Citoyenne de Soutien aux Réfugiés. Kassou was getuige van het moment van de arrestatie en was naar eigen zeggen “verrast door het buitengewone en ietwat brutale karakter” van de politie-interventie. Op weg naar huis werd hij aangesproken door twee andere mannen. Die twee hadden gezien hoe de politie Ali had achtergelaten in een donkere straat en waren hem te hulp geschoten. Ze hadden ook gefilmd hoe Ali in zijn moedertaal huilend vertelde over zijn kapotte telefoon. Hoewel een kapotte smartphone voor velen niet zo verschrikkelijk lijkt, is het voor mensen op de vlucht één van hun belangrijkste bezittingen. Het is immers vaak de enige manier waarop ze contact kunnen onderhouden met hun familie.

Toen Kassou de camerabeelden zag die de andere getuigen van Ali hadden gemaakt, begreep hij dat het om dezelfde man ging wiens arrestatie hij eerder die avond gezien had. Een arrestatie waarvoor geen duidelijke aanleiding leek te zijn. De beelden kwamen terecht op sociale media, samen met een relaas van wat ze gezien hadden. Hun verhaal werd opgepikt door enkele mainstream mediakanalen. Uiteindelijk werd ook de burgemeester en de politiechef gevraagd om een reactie te geven in de media.

Het politieonderzoek en hoe agenten de waarheid trachtten te verbergen

Nadat het verhaal opgepikt werd door de media, opende de dienst Interne Zaken van de Brusselse politie een onderzoek. Daarbij ondervroegen ze onder meer de drie getuigen ondervraagd werden. Kassou vertelt ons in een interview hierover het volgende: “Alle getuigen, dus mezelf als een getuige op de plaats van vertrek, en vervolgens de twee jonge mannen als getuige bij aankomst, werden ondervraagd door de dienst Interne Zaken. Zij waren duidelijk verontrust en geschokt door wat ze zagen [op de camerabeelden van de getuigen]. Doordat onze getuigenissen qua tijd heel erg overeenkwamen met de data van het GPS-baken op de bestelwagen, was er geen ruimte voor twijfel”. Naast de getuigen werd ook Ali zelf ondervraagd tijdens het onderzoek. 

Dat de betrokken agent zich na jaren opeens geschoren had op de ochtend van een ondervraging over een gewelddadig feit waarbij de dader omgeschreven werd als een man met een baard, is op zijn minst opmerkelijk te noemen

Tijdens het politieonderzoek werden de vier betrokken agenten geïdentificeerd en ondervraagd. Initieel ontkenden de agenten elke betrokkenheid. Hoofdverdachte T. B., de man die pepperspray gebruikt had, ontkende dat hij Ali geslagen zou hebben. Benadrukt moet ook worden dat Ali de gewelddadige agent omschreef als een man met een baard. Daarom was het erg opvallend dat B. zich de ochtend van de ondervraging gladgeschoren had. Volgens het dossier had de man jarenlang een baard gehad. Dat hij zich dan opeens geschoren heeft op de ochtend van een ondervraging over een gewelddadig feit waarbij de dader omgeschreven werd als een man met een baard, is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Het lijkt een strategie om zijn acties te verbergen en zijn verantwoordelijkheid te ontlopen. 

Er kwam een doorbraak in het dossier toen aan de jongste agent, die nog maar een aantal maanden in dienst was, gezegd werd dat de waarheid verzwijgen een impact kon hebben op zijn verdere carrière. Onder druk gezet vertelde hij uiteindelijk wat er echt gebeurd was die avond. Zijn getuigenis was onmisbaar bij vervolging van zijn gewelddadige collega. Zonder die getuigenis was de zaak hoogstwaarschijnlijk in de doofpot gestoken, en was het waarschijnlijk niet tot een rechtszaak gekomen. 

Volgens Deswaef blijkt duidelijk uit het onderzoek dat de agenten contact gehad hebben met elkaar toen duidelijk werd dat er een intern onderzoek geopend zou worden. Eén van de agenten had een bericht gestuurd naar een collega met de boodschap dat hij onder intern onderzoek geplaatst werd. Uit de telefonie blijkt dat er nadien verschillende telefoontjes plaatsvonden tussen de agenten, hoogstwaarschijnlijk om hun verhaal te kunnen afstemmen op elkaar. Ook de jongste agent bekende contact gehad te hebben met B. Toen hij tijdens dit gesprek aan B. vroeg wat hij moest vertellen over de pepperspray, werd hem duidelijk gemaakt dat daar niets over te vertellen viel.  

Het proces 

Enkele dagen na de feiten stuurde pro-deoadvocaat Deswaef een uitvoerige brief naar het parket met de vraag om de agenten te dagvaarden. Uiteindelijk heeft het parket beslist om enkel de gewelddadige agent te vervolgen. De overige twee agenten, die mee geprobeerd hebben om de zaak toe te dekken, werden buiten vervolging gesteld. Het correctioneel proces kwam er uitzonderlijk snel na de feiten. De vordering van de Procureur des Konings was echter minimaal: B. werd enkel aangeklaagd voor slagen en verwondingen en het vernietigen van de gsm. Hoewel Deswaef ervoor gepleit heeft om op zijn minst rekening te houden met racistische motieven van de dader, ging de procureur hier niet in mee en gaf als reden dat er geen racistische woorden uitgesproken waren. 

Anders dan in veel andere gevallen van politiegeweld, is het in deze zaak snel tot een rechtszaak en een vonnis gekomen

Volgens Deswaef heeft B. tijdens de zitting ook enkele opmerkelijke uitspraken gedaan. Zo verklaarde de man dat hij inderdaad pepperspray gebruikt had, maar gespoten had in de richting van Ali’s schoenen. Dat Ali’s ogen prikten, kwam volgens de agent doordat de wolk van de pepperspray waarschijnlijk van beneden tot zijn gelaat gekomen was. Een van de getuigen kon dit weerleggen en getuigde dat de agent Ali weldegelijk in het gezicht gespoten had. Verder beweerde B. ook dat ze Ali afgezet hadden aan het kanaal op diens eigen vraag. Dit spreekt andere verklaringen van de agenten tegen waarin zij zeiden dat ze niet met Ali konden communiceren vanwege een taalbarrière – wat ook bevestigd wordt door Deswaef.  Of er sprake was van enig schuldbesef is moeilijk vast te stellen, maar het is wel duidelijk dat de agent geprobeerd heeft om zich op allerlei manieren in te dekken. 

Ondanks de onwaarheden die de agenten vertelden en de pogingen van de agenten om de zaak in de doofpot te stoppen, werd B. op 17 juli 2020 slechts veroordeeld tot een een gevangenisstraf van één jaar, met uitstel. 

Anders dan in veel andere gevallen van politiegeweld, is het in deze zaak snel tot een rechtszaak en een vonnis gekomen. De advocaat van de agent, Sven Mary, heeft echter beroep aangetekend en de zaak zou voorgelegd worden aan het Hof van Beroep op 10 februari 2022. Tot op heden is er nog niets publiek gemaakt over een eventuele uitspraak van het Hof.

Stigmatisering, buitenproportioneel geweld, en straffeloosheid

Deze zaak is een zoveelste voorbeeld van het buitensporig politiegeweld tegen mensen op de vlucht. Hoewel het snelle vonnis van de agent deze zaak uitzonderlijk maakt, getuigt deze zaak ook van de straffeloosheid die heerst. Hoewel er vier agenten betrokken waren, waarvan de verklaring van de jongste geleid heeft tot een veroordeling, werd er slechts één agent vervolgd – en dan ook voor relatief lichte feiten. Het racistische gedrag van de agenten en de ontmenselijking van Ali werden bijvoorbeeld niet erkend door de procureur. 

Het is onwaarschijnlijk dat de betrokken agenten op dezelfde manier gereageerd hadden als het om een groepje witte jongeren ging en de mannen niet aan de ingang van een opvang voor mensen op de vlucht stonden

Daarnaast is ook uit het strafdossier gebleken dat het niet de eerste klacht tegen B. was. Volgens Deswaef waren er eerder al zes klachten over geweld ingediend tegen B. Het ging onder meer over het feit dat hij tijdens verschillende betogingen snel zou zijn overgegaan tot geweld, onder meer door het gebruiken vanpepperspray. Deze klachten zijn echter geseponeerd, waardoor de agent een blanco strafregister kon voorleggen. Als de politie maatregelen tegen hem had ondernomen, was Ali dit mogelijks allemaal bespaard gebleven. Daarnaast lijkt deze deze zaak ook een voorbeeld te zijn van racistische tendensen binnen de politie. Het is onwaarschijnlijk dat de betrokken agenten op dezelfde manier gereageerd hadden als het om een groepje witte jongeren ging en de mannen niet aan de ingang van een opvang voor mensen op de vlucht stonden.

*In eerdere berichtgeving over deze zaak werd het slachtoffer steeds omschreven als een Soedanese man of vluchteling. Wij kiezen ervoor om het slachtoffer met naam te noemen. Uit respect voor zijn privacy vermelden we enkel zijn voornaam. 


Over de auteur
Elisa Van Der Jeugd studeerde Milieu- en Preventiemanagement aan de KULeuven en daarna Conflict and Development Studies aan de UGent. Ze liep stage bij Kif Kif, en werkt als vrijwilliger bij de organisatie voor duurzame ontwikkeling Act4Change.

Meer lezen
Stef Arends Stef Arends

De zaak Sophie: disproportioneel geweld bij ID-controle en missend camerabewijs

Door Stef Arends

Sophie Dewulf (40) werd op 7 juni 2020 door twee agenten hardhandig tegen de muur gedrukt en in een houdgreep gehouden terwijl ze haar hond uitliet. De reden: de hond liep niet aan de lijn, en Dewulf was haar identiteitskaart thuis vergeten. Een reconstructie op basis van haar eigen getuigenis, een interview met haar advocaat en publieke statements van de politie, wijst erop dat ze het slachtoffer was van etnisch geprofileerd politiegeweld.

Sophie Dewulf is een Belgische vrouw met Marokkaanse-Tunesische roots, die toen ze een maand oud was, werd geadopteerd door een familie in België. Ze was de partner van de bekende Belgische muzikant Arno Hintjens, die dit jaar overleed. Sophie had in had in haar leven nooit iets met criminaliteit te maken gehad. Toch merkte ze van jongs af aan dat ze door haar Noord-Afrikaanse uiterlijk anders behandeld door mensen, ook door de politie.

Zo werd haar veel vaker dan haar zus en ouders om haar identiteitsbewijs gevraagd, en werd ze ook vaak extra gecontroleerd op het vliegveld, wat haar familie nooit gebeurde. Op 7 juni 2020 leidde één van die vele controles – moeilijk anders te verklaren dan etnische profilering – tot een voor haar zeer traumatiserend geval van politiegeweld.

Het incident

Die dag was er een grote Black Lives Matter-demonstratie in Brussel, naar aanleiding van de wereldwijde schokgolf na de dood van George Floyd in Minneapolis in de VS. Meer dan 10.000 mensen kwamen samen op en rond het plein voor het Brusselse justitiepaleis. Er was daardoor uitzonderlijk veel politie op de been. 

Sophie maakte die dag een korte wandeling met haar hond, Socrate. “Op 50 meter van mijn appartement spraken twee agenten - een man en een vrouw - me aan, omdat mijn hond niet aan de leiband liep,” vertelde ze na het incident in een interview met Humo. “Ik was hem de avond voordien gaan ophalen bij mijn zus - daar logeerde hij, terwijl Arno z'n laatste chemosessie onderging - en ik vond zijn leiband niet meer. (…) Ik legde het uit aan de agenten, waarop de man antwoordde: 'Dan hebt u niet het recht uw hond uit te laten.' Ik keek naar de hond en zei: 'Kom, Socrate, dan gaan we thuis kaka doen.’”

Op een video van het incident is te zien dat beide agenten Sophie samen zeer hardhandig tegen de muur gedrukt hielden. Het incident werd namelijk gefilmd door een van de eigenaars van een Grieks restaurant op de hoek van de straat, waar Sophie vaste klant was

Sophie draaide zich om om naar huis te wandelen, waarop de agenten haar om identificatie vroegen. Ze had echter alleen haar huissleutels en wat hondenpoepzakjes meegenomen voor de korte wandeling. Daarom stelde ze voor dat de agenten de 50 meter met haar meeliepen naar huis, zodat ze haar ID-kaart daar kon laten zien. Daarop begon de situatie te escaleren.

Een van de agenten vroeg haar of ze wel wist dat ze haar nu konden arresteren. Sophie reageerde dat ze dat dan maar moesten doen, als ze iemand voor zoiets kleins wilden meenemen naar het bureau. “Maar toen wilden ze me fouilleren, zo vertelde ze in het interview. “Dat heb ik geweigerd.” Daarop drukte de vrouwelijke agent haar tegen de muur en hield haar in een houdgreep.

Op een video van het incident is te zien dat beide agenten Sophie samen zeer hardhandig tegen de muur gedrukt hielden. Het incident werd namelijk gefilmd door een van de eigenaars van een Grieks restaurant op de hoek van de straat, waar Sophie vaste klant was. Zij probeerden de politie ook te overtuigen dat ze wel degelijk vijftig meter verderop woonde. Dat had echter niet het verhoopte effect. De mannelijke agent liet hen weten dat ze ‘als ze wisten waar zij woonde’ zelf die papieren maar voor Sophie moesten gaan halen.

Een van de eigenaars van het restaurant liep daarop naar Sophies huis en belde aan om haar partner te vragen om haar ID-kaart te komen brengen. De agenten reageerden sceptisch en leken niet te geloven dat dit daadwerkelijk zou gebeuren. Sophie verzekerde hen daarop dat haar man wel zou komen, en dat ze hun mondmaskers moesten opdoen omdat hij (als man van 71 die onder behandeling was met chemotherapie) tot een risicogroep behoorde voor Covid-19.

Toen haar man aankwam, hadden in de tussentijd verschillende agenten zich bij het tweetal gevoegd dat Sophie vasthield. De agenten schrokken toen ze de partner van Sophie zagen aankomen. In het interview in Humo vertelt Sophie daarover: “Toen ze hem zagen komen, hoorde ik één van de agenten zeggen: 'Merde, het is Arno. Ze sprak de waarheid. Zet vlug jullie mondmaskers op.' Ik mocht bespuwd worden en corona krijgen, maar voor Arno zetten ze hun maskers op. Zó vernederend.”

De agenten lieten Sophie direct gaan, zonder nog interesse te tonen voor haar identiteitskaart.

Gevolgen van het incident

Op weg naar huis barstte Sophie in huilen uit. Bij de dokter werd spierpijn in verschillende lichaamsdelen vastgesteld, en bovendien een emotionele shock als gevolg van het incident. Sophie beschrijft zelf hoe ze in de dagen na het politiegeweld bang werd bij het horen van harde geluiden, concentratieproblemen had, en soms zonder aanleiding begon te trillen en in paniek raakte.

Twee voor de hand liggende getuigen, de restauranteigenaren die het incident filmden, werden niet benaderd. Volgens de advocaat van Sophie gaf de openbaar aanklager daarvoor als reden dat ‘alles dat zij mogelijkerwijs te zeggen zouden kunnen hebben, wel op de video zou staan’

Sophie Dewulf diende na het incident klacht in over het politiegeweld bij het Brusselse parket. Ook plaatste ze de video die de restauranteigenaars hadden gemaakt op sociale media. Het verhaal werd daarop opgepikt door verschillende mediakanalen (vermoedelijk deels vanwege haar bekende partner). 

Omdat ze het belangrijk vond om etnische profilering en disproportioneel politiegeweld onder de aandacht te brengen, deed ze haar verhaal in de dagen die volgden ook zelf in de media, en gaf ze een uitgebreid interview in Humo. Verschillende mediakanalen vroegen daarbij ook de politie om een reactie. Die gaf steeds aan dat zij er "op basis van de huidige informatie vanuit gaat dat het optreden van de agenten correct verliep”, en weigerden verder commentaar.

Ontbrekende camerabeelden

Die ‘huidige informatie’ was echter verre van compleet. De dienst intern toezicht van de politie had de zaak wel onderzocht, en geconcludeerd dat het gebruikte geweld proportioneel was. Echter, er werd voor dat onderzoek en in het gehele onderzoek door het parket buiten de politie geen enkele getuige gehoord. 

Twee voor de hand liggende getuigen, de restauranteigenaren die het incident filmden, werden niet benaderd. Volgens de advocaat van Sophie gaf de openbaar aanklager daarvoor als reden dat ‘alles dat zij mogelijkerwijs te zeggen zouden kunnen hebben, wel op de video zou staan’. Dit is niet de enige opmerkelijke leemte in het onderzoek naar het incident. 

Juridische stappen tegen de slachtoffers die zich in het openbaar uitspreken zijn een terugkerend patroon bij incidenten rond politiegeweld

De advocaat van Sophie had namelijk ook de beveiligingsbeelden opgevraagd van Hotel Atlas, dat een camera had hangen met zicht op de exacte plek van het incident. Daarop ontvingen ze een dvd met een halfuur aan camerabeelden, maar net de vier minuten waarop het incident te zien zouden zijn geweest, misten. Volgens de politie kwam dit omdat de camera enkel filmde als er beweging op straat te zien was, en dat die bewegingssensor niet altijd goed werkte. Dit verklaart echter niet waarom de opnames van alle minuten rondom het incident wél goed werden vastgelegd. Men kan dus stellen dat het onderzoek op zijn minst met incomplete informatie gevoerd werd.

Tegenklacht van de politie

Ondertussen had de politie wel een klacht ingediend tegen Sophie voor laster. Dit omdat zij de publiciteit had opgezocht en in het openbaar had aangegeven dat ze van mening was slachtoffer te zijn van etnische profilering. Juridische stappen tegen de slachtoffers die zich in het openbaar uitspreken zijn een terugkerend patroon bij incidenten rond politiegeweld. 

Voor zover bekend op basis van het onderzoek van Kif Kif en de publieke informatie die nu beschikbaar is, zijn er geen gevolgen geweest voor de betrokken agenten.

Dit artikel werd gebaseerd op onderzoek door voormalig Kif Kif-medewerker Jonas Slaats.


Over de auteur
Stef Arends is eindredacteur bij Kif Kif. Eerder werkte hij drie jaar als journalist bij de vaste redactie van de onderzoekswebsite Apache.be. Hij wil met zijn journalistieke werk opkomen voor mensenrechten en een gelijke samenleving.

Meer lezen